In 2014 krijgt het vrouwenwielrennen een stevige impuls met de organisatie van ‘La Course’, een criterium op de stenen van de mythische Champs-Elysées waar de (mannelijke) Tourgoden jaarlijks hun slotfeest vieren. Motor van dit gebeuren is de Nederlandse Marianne Vos, op dat moment soeverein heersend over het vrouwenpeloton. Eén jaar later is zij te gast tijdens een praatavond in het Wielermuseum.
In afwachting van de slotaankomst van de Tour voor mannen, draaien de vrouwen in 2014 een 13-tal rondjes – goed voor om en bij de 90 km – op de stenen rond de Arc de Triomphe. Miljoenen mensen zijn wereldwijd getuige van dit zonder meer historische moment. Maar helemaal nieuw is dat concept – een vrouweneditie in afwachting van de mannen – nu ook weer niet. Zo lanceert de ‘Société du Tour de France’ in de jaren tachtig al een Tour de France Féminin, waarbij een kransje vrouwen een aantal etappes van de mannen betwist, zij het in ingekorte versie maar wel op dezelfde dag. De winnares van de gele trui staat op de Champs-Elysées zelfs op hetzelfde podium als Laurent Fignon en Bernard Hinault.
Peloton der Wielergoden
Anno 2014 ziet Vos ‘La Course’ als een opstapje naar de organisatie van een nieuwe, volwaardige Ronde van Frankrijk voor vrouwen, iets wat perfect past in het streven van de Nederlandse om de wielersport voor vrouwen (eindelijk) als vol te laten aanzien. Vos zelf zet de kroon op het werk en komt als eerste over de meet in Parijs. Ze doet dat op een ronduit schitterende fiets, technisch en grafisch. In nauwe samenwerking met de regerende wereldkampioene ontwikkelt fietsfabrikant Giant een ‘Envie Advanced Aero Road Bike’-lijn, koersfietsen specifiek gemaakt voor profrensters waarbij elke positionering van onderdelen uitvoerig is getest. De goudgele tinten op zadel en frame – verwijzend naar haar gouden olympische medailles – maken het geheel zonder meer fraai. Kortom, een pareltje dat bovendien staat voor een heuse technische revolutie binnen de vrouwenwielersport.
In een poging van het Wielermuseum Roeselare om een – klein – steentje bij te dragen tot een verdere popularisering van de wielersport voor dames, wordt het jaarlijks historisch magazine ‘Etappe’ in 2015 een terugblik op de evolutie van het vrouwenwielrennen. Met het accent op de inspirerende pioniersrol van verschillende vrouwen over verschillende generaties heen. Het nummer – met een pentekening van Marianne op de cover – krijgt een officiële voorstelling tijdens een praatavond, in het bijzijn van de Nederlandse. Op vraag van het Wielermuseum brengt Vos zelf een fiets naar keuze mee, met de bedoeling om die deel te laten uitmaken van het ‘Peloton der Wielergoden’ in de Paterskerk.
Comeback in Pajot Hills Classic
Een hele eer, vindt ze zelf, om een plekje te krijgen naast heren van stand als Tom Boonen, Fiorenzo Magni, Francesco Moser en Briek Schotte. Op die bewuste avond stapt de wielergodin bijna op haar kousevoeten de kerk binnen. Met de fiets waarmee ze – zo blijkt al snel – godbetert de allereerste editie van La Course won. Marianne is ontwapenend en straalt rust uit. Haar antwoorden tijdens het daaropvolgende panelgesprek zijn onderbouwd, duidelijk, helder en met een boodschap. Net zoals de Envie Advanced Giant op het lijf geschreven is van Marianne, is zij de geknipte persoon om het vrouwenpeloton een stem te geven. Dat wordt die avond nog maar eens duidelijk.
Maart 2016. Op een zaterdagmiddag gaat mijn telefoon. Marianne Vos hier, hoor ik. Of het mogelijk zou zijn om mijn fiets te komen ophalen? “Ik heb hem nodig als reservefiets voor komende woensdag tijdens een koers in Gooik.” “Uiteraard, mevrouw Vos, geen enkel probleem. Nog snel voeg ik er aan toe dat het een eer was om haar fiets in het museum geëtaleerd te mogen hebben. Tot mijn vreugde wint Marianne 4 dagen later de Pajot Hill Classic in Gooik, waarmee ze definitief haar rentree maakt op het hoogste niveau, na maanden van blessureleed. Adoratie voor wielrenners is mij vreemd – alhoewel ik in mijn jonge jaren een zwak had voor een renner luisterend naar de naam Johan M. – maar voor Marianne maak ik graag een uitzondering.
Fotomateriaal: Wielermuseum Roeselare.