Eerder gaf voormalig wereldkampioen Kristof Vandewalle al eens een goede les om het ploegentijdrijden onder de knie te krijgen. Omdat ook sprinten een onderdeel is van The Allround Flandrien vroegen we Timothy Dupont (Veranda’s Willems) hoe hij de perfecte sprint rijdt. Tips en trics van dé spurtsensatie van het Vlaamse wielervoorjaar.
Wat is nu de basis voor een goede sprint? Als we die stelling voorleggen aan Timo Dupont, moet de 28-jarige Bredenaar daar eigenlijk geen moment aan twijfelen. “De conditie moet in orde zijn, een stevige fond. Zonder een grote basisconditie mag je nog zo snel en goed kunnen sprinten, dan ben je sowieso een vogel voor de kat. Eigenlijk nog voor je eerste aanzet ben je verloren.” Training dus. “Een goeie conditie, dat betekent dat je heel de koers makkelijk mee kunt fietsen in het peloton en met de meet in zicht nog voldoende jus in de benen over hebt. Als je op 5 kilometer van de meet het beste al hebt gegeven, dan ga je geen sprint meer winnen.”
Geen trap te veel
Om dat laatste te verwezenlijken, heb je uiteraard die basisvorm nodig, maar er is meer. “Je moet een koers kunnen rijden, ook als sprinter”, beseft Dupont. “Dat betekent dat je een hele middag zo weinig mogelijk wind moet vangen, zo vaak mogelijk blijft hangen in iemand zijn wiel en vlot van wiel naar wiel schuift als dat nodig is. In principe mag je geen trap te veel geven. Dus na een bocht moet je proberen om niet te hard op te trekken, want dan verspil je veel energie. Maar soms heb je natuurlijk geen keuze, dan moet het wel. En wanneer je lek zou rijden, moet je zorgen dat je niet panikeert en zo snel en zuinig mogelijk weer in het peloton komt. Jezelf een hele dag wegsteken, om dan helemaal fris de laatste kilometer te kunnen rijden: dat is de boodschap. Maar het spreekt voor zich dat dat niet altijd een evidente opgave is.”
Een andere tip: op tijd eten en zeker genoeg drinken tijdens de koers. Maar om verder te gaan op het tactische aspect, vragen we Dupont ook om uit te leggen hoe je je nu goed plaatst om de sprint aan te vatten. “Elke koers is anders, en elke finish is anders”, weet hij als geen ander. Het blijft dus een beetje de goede feeling vinden. Maar er zijn wel wat dingen die je moet weten. “Als je geen laatste ploegmakker meer voor je hebt, dan moet je van wiel naar wiel gaan. Heb je wel nog iemand voor je, dan kan die je afzetten waar je zelf wilt. Meestal is dat op zowat 220 tot 150 meter voor de finishlijn. Die tactische informatie bepaal je natuurlijk in de teambus, voor de koers start. Parcourskennis is dus wel een must om een sprint te kunnen winnen.”
Vroeg of laat aanzetten?
Natuurlijk moet je ook in de sprint zelf rekening houden met de wind. “Zit de wind op kop, dan moet je zo lang mogelijk wachten om alle registers open te trekken”, verduidelijkt de sprintbom van het continentale team Veranda’s Willems. “Heb je de wind in je voordeel, dan moet je van zo ver mogelijk aangaan. Waarom? Omdat er niemand meer over je heen komt als je goed bent. Maar je moet wel goed zijn natuurlijk. (lacht) Een andere reden om dat te doen is dat de kans te groot is dat je ingesloten raakt in een heel snelle sprint. En als je zelf vroeg aanzet, dan vermijd je dat risico grotendeels.”
Dan is er nog de plaatsing. Hoe bepaal je die in een pelotonsprint? “Probeer altijd in het wiel te zitten van iemand die het type sprint goed ligt”, is geen onnuttige tip. En dan nog het verzet. “Ik ben zelf op mijn best bij 100 cadans”, zegt Dupont. “Meestal is dat toch op 54-11 of 54-12 – tenzij het bergop is. Dan zit je toch aan pakweg 60 km/h. Maar het verzet is voor iedereen anders. Belangrijk is ook het lichaam in goede houding te nemen: lage positie van lichaam en hoofd om zo weinig mogelijk wind te pakken.”
Wil je zelf ook eens proberen de ideale sprint te trekken? Dan is The Allround Flandrien misschien wel iets voor jou en je collega’s!
Meer lezen over het voorjaar van Timo Dupont? Klik hier.
Fotomateriaal: social media.