Als hij over de finish rijdt en weet dat hij wint. Dan komen de emoties. De gevoelens die hem zo sieren. Die van de etterbak die hij soms kan zijn, plots weer dat onwaarschijnlijk boeiend sportfiguur maken. De handen in een ruk omhoog. Hier heeft ook hij van gedroomd. Niet alleen zijn compagnon. Die mythische figuur die de Tour won. Die Olympisch goud won. Op de weg. En op de piste. Dit jaar nog. Wiggo & Cav.
Wiggins is een figuur. Groots en elegant. Wiggins is de koning. En maakt een winnaar van maar liefst dertig Touretappes tot een nederige collega. Cavendish heeft eindeloos respect voor Sir Bradley Wiggins. Het is een houding die ik bij Cavendish nu pas helemaal ontdekte. De man die op tafel klopt. Waarbij het wel botst als het niet klinkt. Nu, met gebogen hoofd. Met de tranen. En met een schouderklop van een van de meest intrigerende figuren die het wielrennen in de eeuwigheid gekend zal hebben.
Cortisone? Dat kan. Dat kan ook niet. Het gekke is dat het er voor de figuur die Wiggins is, eigenlijk bijna niet toe lijkt te doen. Wiggins is niet wie hij is omdat hij de Tour won. Wiggins is wie hij is om de keuzes die hij maakt. Om maar welgeteld één keer op geel te azen. Om te dromen over Roubaix. Om z’n tong uit te steken tijdens een Olympische ceremonie. Om die wonderbaarlijke versnelling die hem een tweede eindzege in de Gentse Zesdaagse opleverde.
’t Kuipke is gisteren buiten z’n voegen getreden. Net als mijn hartslag. Net als de rillingen die over m’n rug holden. Dat een mens op dat middenplein soms de neiging krijgt om misselijk te worden, dat neem je er op de lange duur gewoon bij. Je moet alles gewoon gezien willen hebben. En dat betekent dus urenlang rondjes draaien. Rond je eigen as. Omdat je ogen aangetrokken blijven tot de magneten die op de piste rondcirkelen.
Dat gevoel. Dat onbeschrijflijke gevoel van die zondag in Gent. Het zou fout zijn om alleen het Britse koningspaar er een buiging voor te schenken. Ik keek met plezier naar het joelende publiek zodra De Pauw de snelste rondes klokte. Of naar het volk dat opging in het enthousiasme van z’n gangmaker. Z’n makker. Een koppel dat veel lof gezaaid heeft. De populair was. En nog lang zal zijn. De toekomst is er. De winst komt er. Ooit.
Op een wolk
Ik bedankte Iljo Keisse eerder dit jaar al voor kiekenvel in de woestijn. Amper anderhalve maand later ben ik er opnieuw. Merci. Voor koersemotie van een niveau zoals ik dat zelden voel. Door die rit achter de – te fel met z’n knieën naar buiten rijdende – motard op de trapbrommer. Zelden sta ik zo ongeduldig naar een finale te kijken. Zelden sta ik zo ongeduldig te hopen dat de finish nog uren weg blijft. Zelden was de verbazing na een aankomst zo uitbundig. Zelden is er dat gevoel van zweven op een wolk. En verdwijnen even alle zorgen. Zelden. In Turkije. Nu in Gent.
Toch was het niet genoeg om een volledig Belgisch duo te laten zegevieren. Of om de keizer van ’t Kuipke en z’n Italiaanse Olympiër aan nieuw goud te helpen. Ik staar voor me uit. En zie Wiggins nog rondrazen. Te snel. Voor m’n ogen. Te snel voor de rest van het peloton. Ik focus op het scherm dat hoog boven de piste hangt. De adrenaline die door zijn lichaam stoomt, moet nog miljoenen keren groter zijn dan de neurotransmitters die mijn lijf in hun greep hebben. Ik klap. Ik lach. Ik schreeuw. Onbewust. En m’n ogen laten de regenbogen niet meer los. Wiggins neemt het woord. De grote broer troost zijn kleine vriend.
Cavendish traant.
Met de arm van zijn 36-jarige kompaan rond z’n schouder.
Mijn dag in ’t Kuipke lijkt een droom.
Zucht.
Dit is een wielermoment voor de eeuwigheid.
En ik was er bij.
Fotomateriaal: Davy De Blieck – WielerVerhaal.