De Vlaming die aan koers denkt, denkt aan de Ronde van Vlaanderen en de kasseien. Ze denken aan Oost- en West-Vlaanderen waar de wind van over zee waait. Verder landinwaarts lijkt de historiek te verdwijnen. Lijkt. Er is nog een wielerkern. Beduidend kleiner dan die in de Vlaamse Ardennen. Maar koers leeft ook in Herderen, in het zuiden van Limburg, vlakbij Luik. Ten huize Malpertuus, bij de familie Molenaers. Wieleranekdotes uit Hove Malpertuus.
Ivo Molenaers, de 80 voorbij en nog altijd zot van de koers. Zot ja, maar zenuwachtig? Nee, dat woord kent Ivo niet. IJsberend op en af lopen, dat is niet aan hem besteed. Rustig voor de televisie plaatsnemen, met zijn toch net iets zenuwachtigere vrouw naast hem. Voor zich uit starend, naar het beeld dat zijn ogen in bedwang houdt. Dat dochterlief even komt kijken hoe de renners van haar man Valerio Piva het doen, dat valt hem niet op. Als Ivo koers kijkt, heeft hij geen oog voor de omgeving. Dan telt alleen dat peloton.
Fanta
Ivo herleeft altijd zo rond de periode van Parijs-Roubaix. Dan voelt hij zich dubbel zo goed in zijn vel. Het betekent dat hij de week nadien zelf de renners met open armen mag ontvangen. En dat laatste mag letterlijk genomen worden. Ivo is de vriendelijkheid zelfde. Niet zozeer met het hart op de tong, maar met een gezicht dat boekdelen spreekt. Gelukzaligheid, dat woord past hem het best.
Op de voorgrond zal hij nooit treden. Hij gunt de jongens rust. Een schouderklopje en een knipoog. Dat wel. Eten doet hij bij de renners in de zaal. Dezelfde pasta, hetzelfde vlees. Veel hoeft hij niet te zeggen. In stilte geniet hij van het bezoek, thuis bij hem. Fier overschouwt hij alles. Het lichaam recht tegen de rugleuning van zijn stoel. De handen op tafel en de glimlach op het gezicht. Geen glas wijn, geen bubbels. Een Fanta, gewoon het flesje. Dat is Ivo ten voeten uit.
Als kranige tachtiger trekt Ivo toch nog jaarlijks naar de Giro d’Italia. Naar het land waar hij zijn hart verloren heeft, toen hij zelf in Italiaanse loondienst koerste. Fier was Ivo toen Italiaanse schoonzoon Valerio hem vroeg of hij met dochter Danielle mocht trouwen. En of hij dat mocht. Hij moest alleen één ding weten: eenmaal Danielle bij Valerio hoorde, mocht hij haar niet meer terugbrengen. Ivo heeft een mening en deinst er niet voor terug die op tafel te smijten. Met de nodige kwinkslag. Dat antwoord voor de jonge Piva zal ook wel met een knipoog gepaard gegaan zijn. Ze werden snel twee handen op één buik.
“Ivo was voorzitter, ik ploegleider, mecanicien en verzorger.” De woorden van Valerio Piva die vertelt over het begin van zijn carrière als ploegleider. Ten huize Molenaers kan je uren naar verhalen luisteren. Als Ivo eenmaal in gang schiet, valt hij niet snel stil. Het duurt nooit lang vooraleer het ene na het andere familielid zijn opwachting maakt. Om een babbeltje te slaan. En zo ook Valerio Piva.
Valerio Piva, geboren op 5 juli 1958 in Ceresara. Was prof van 1982 tot 1991 en reed voor de ploegen Bianchi en Ariostea, aan de zijde van Moreno Argentin. Een ontspannen Valerio begon met plezier verhalen te vertellen. Hij genoot ervan, dat kon je duidelijk zien. Ivo en vrouw Danielle vertelden vol enthousiasme mee. En of ik met plezier luisterde. Het plaatje van de ploegleider Piva begon nu vorm te krijgen.
Wat ik bijvoorbeeld niet wist, is dat Valerio zijn carrière begon bij een plaatselijke wielerclub. Met dank aan schoonvader Ivo Molenaers zo bleek. Ivo belde dochter Danielle in Italië en zei haar dat ze onmiddellijk met Valerio terug naar België moest komen. Hij had Valerio ingeschreven als ploegleider van de club Vliegend Wiel Val-Meer. Ivo’s handen jeukten en zo begon een samenwerking tussen schoonvader en schoonzoon.
Italianen
Valerio vond uiteindelijk een internationale carrière en bracht nieuw volk naar hotel Malpertuus. De Italianen waren er jarenlang heer en meester. Mapei, Fassa Bortolo,… Renners, en vooral Italiaanse renners, voelen zich er nu eenmaal onmiddellijk thuis. Omdat iedereen ten huize Molenaers dat zuiderse taaltje beheerst. En het menu er altijd bol staat van pasta’s en risotto’s. De meerderheid stapt met een ‘oef’–gevoel naar zijn kamer: Engels is hier geen must.
Italianen rijdend voor een Italiaanse ploeg. Moeilijker kan je een woord Engels niet vinden. Mijn eerste ervaringen in de bediening verliepen moeizaam. Na verloop van tijd leerde ik al doende de belangrijkste Italiaanse woorden om een shift een beetje vlot te laten verlopen: olio, formaggio, pane, aqua,… Een jaar later volgde ik Italiaanse les. Stiekem toch vooral voor die coureurs… Jaar na jaar werden de tafelconversaties met de Italiaanse charmeurs interessanter. Enkel en alleen door het wegebben van een taalbarrière. Ik kon me alvast een jaar lang voorbereiden: “Buona sera ragazzi, come va?”
Toch was Italiaans en Engels spreken vaak geen voorwaarde op vlotte communicatie. Met de Russen bijvoorbeeld. Alexander Kolobnev stond plots naast ons. Een tikkeltje verlegen. Met de nodige aarzeling klopte hij nog voorzichtig op de deur. Wij verschoten lichtjes. Een bijna onhoorbare “scusa” weerklonk. Aha, Alexander Kolobnev, waarmee kunnen we je van dienst zijn, vriend?
Forno
Hij had een zakje in zijn handen. Hij zocht naar zijn woorden en haalde zijn beste Italiaans boven. Russisch maakte geen kans. Engels was ook een optie, maar Italiaans was een gewoonte daar in Riemst. Bon, Italiaans dus. Hoe leg je nu uit dat je je schoenen in de oven wil steken? Het duurde even en plots begreep Valérie – Piva, dochter van Valerio – zijn woord: forno. Dat was wat hij zocht. Hij keek nog een keer naar dat zakje dat hij in zijn handen had. Juist, de schoenen. Dat wisten we al, die schoenen wilde hij in de oven steken. Maar hij zocht nog iets. Een schaal. Eentje dat tegen de warmte kon liefst. Valérie knikte geruststellend naar hem. Ze had begrepen wat hij zocht. Een half verdoken glimlach maakte zijn opwachting. Hij knikte en ging dan terug de gang in. Wachten op zijn – één maal te gebruiken en dan weg te gooien – schaal om zijn schoenen in te stoppen.
Waar hij die schoenen nu in de oven gestoken heeft, geen idee. De vrachtwagen stak ook vol wasmachines. Mogelijk rechts of links daarvan. En toch, de situatie liet ons niet los. De renners hadden ons al veel gevraagd, maar er was nog nooit eentje komen zeggen dat hij zijn schoenen in de oven wilde stoppen. Gelukkig weet Google alles. Inderdaad, maximum vijf minuutjes op negentig graden. Oké, het kon dus, maar waarom in godsnaam? De vorm, wat anders?
Een half uurtje later. Opnieuw bezoek. Ditmaal met iets meer schwung en enthousiasme in de aankondiging. “Ciao ragazze”. Daniele Ratto. Het tettergat van de toenmalige Cannondale-ploeg. Begrijp dat woord niet verkeerd, sociaal is een synoniem. Hij had het wel even gehad met die documentaire over kerken (ja, renners kijken werkelijk naar alles…) en wij wilden wel even pauzeren tijdens het studeren tussen twee werkshiften door. Een idealer gesprekspersoon is er niet. Dit was onze kans. En Valerie greep ze. Daniele lachte. Hij deed het zelf niet, maar inderdaad soms verdwijnen koersschoenen in de oven. Een paar minuutjes, goed heet. De renner trekt zijn schoenen weer aan en wacht tot ze afgekoeld zijn. Dan zitten ze letterlijk als gegoten.
Cadeautjes
Ik voel me helemaal thuis ten huize Molenaers. Zeker als er af en toe cadeautjes bij komen kijken. Bijvoorbeeld na het WK ploegentijdrijden in Valkenburg. Ik had de dames van Specialized – Lululemon de avond voordien nog veel succes gewenst. In de hoop hen te zien pronken op het podium in Valkenburg.
Er hing een duidelijk ontspannen en leuke sfeer toen ik de dames die avond hun gouden medaille zag vieren. Met een glimlach op m’n gezicht ging ik hen proficiat wensen. En of ze dat apprecieerden. Ze zijn misschien allemaal minder bekend, maar de vrouwen zijn wel heel attent. Wanneer ik hen feliciteer krijg ik automatisch een bedankje in mijn richting gegooid voor de goede zorgen de afgelopen week. Leuk. Als ze dan uiteindelijk naar hun nationale ploegen vertrekken, tonen ze zich nogmaals van hun meest vrijgevige kant. Ze stapt prompt naar me toe, steekt haar bloemen in mijn richting en zegt: “you can take these home”. Nu, jaren later weet ik dat het Evelyn Stevens was. Dat mooie boeket stond jarenlang in alle glorie te pronken met een kaartje: UCI Road World Championships Valkenburg 2012.
Bij de mannen is het vaak personeel dat zich over de supporters ontfermt. Ik besloot een keer om tussen middag- en avondshift een fietstochtje te maken naar de oma. Bij mijn vertrek mocht ik nog mijn rugnummer in ontvangst nemen. Amico Nazzareno Berto, mecanicien bij Liquigas, had er nog eentje voor mij aan de kant gelegd. Nummer 98, daarmee zou ik aan mijn tocht beginnen. Het nummer waarmee Peter Sagan een dag eerder derde werd in de Amstel Gold Race. Hij die nu wereldkampioen is.
Ronde van Malpertuus
Mooie herinneringen heb ik overgehouden aan de ‘Ronde van Malpertuus’. Ik reed ze jaarlijks. Het was de week waarin ik in topconditie moest verkeren, ieder jaar weer. De editie van 2013 was de zwaarste. Het begon donderdag 11 april met een korte avondetappe. Stress was er nog niet. Dat was nog maar de opener, de voorloper van de échte etappes. In de tien dagen durende race waren er twee relatieve rustdagen. Op zondag en op woensdag. Dan werden er enkel avondetappes gereden. Een uur of vijf onderweg, viel allemaal best wel mee. Op iedere andere dag stond er zowel een middag- als een avondetappe op het programma. Dagen waarop er minstens tien uur keihard gewerkt werd.
Zo’n etappe verloopt altijd op dezelfde manier. Je hebt de vroege vogels. Over hen hoef je je geen zorgen te maken. Rustig je tempo onderhouden, niks over het hoofd zien. Zij vormen geen gevaar voor je wedstrijd. Amper een uur later ontploft het hele boeltje. Dan is het chaos troef. Iedere ploeg wil zijn mannetje mee in die belangrijke vlucht. Radio Cucina schreeuwt pasta hier, biefstuk daar, een schotel carpaccio links en caprese rechts.
Ik voelde dat ik de benen had om het hele boeltje tot een goed einde te brengen. Maar net op het moment dat ik dacht alles onder controle te hebben, werd ik omgetoverd tot waterdrager. Blijkbaar voelde ik me zo goed dat zelfs dorstigen laven in het heetst van de strijd geen probleem was.
Eenmaal mijn laatste wedstrijduur was aangebroken, is er haast niemand meer in de buurt. Ik heb de grupetto mooi kunnen achterlaten. Wat ik in mijn laatste wedstrijduur uitspookte, zouden ze pas ‘s morgens aan het ontbijt zien. Als ze terug plaatsnamen aan tafel. Op dat moment was ik in afzondering. Om te slapen, te eten en te douchen.
Mijn winstpremies? Die zijn gespendeerd in Kroatië met vriendinnen. En Italië, met mijn vriend Ivo. Op de koers. En dan speculeerden we over de magie van kamer 11, thuis in Herderen.