De blik op het Comomeer, in een heel dun laagje mist gehuld. De bergen doemden in de verte op. Het water stond haast stil. Ernaast ontplooide zich een circus. Op 2 wielen. Een Italiaanse ‘nonno’ op leeftijd trok de stok van het asfalt en moedigde de renner aan. De tocht zou naar Bergamo leiden. Dwars door Lombardije.
Ik stond te staren en keek naar wat er in m’n omgeving gebeurde. Zelden ontspanning zo intens ervaren. Zelden was een zaterdagmorgen zo rustgevend. Er zijn weinig plekken in de wereld waar ik me zo thuis voel. Maar bij de start van een koers op Italiaanse bodem ben ik op m’n plaats. Dan gaat de hartslag vanzelf omlaag. Dan verdwijnt stress naar de achtergrond. Dan staat de tijd heel even stil.
In Italië kan je van de koers genieten. Kan je het peloton helemaal in je op nemen. Daar sta je je niet te ergeren aan de elleboog van je buurman die je zicht belemmert. Daar heeft het peloton bij de partenza geen nadarbescherming nodig. In Italië kan je de koers van dichtbij beleven. Daar heeft de koers geen geheimen. Daar zijn de renners geen goden.
Ik ging zitten op het bankje naast het meer en nam het hele tafereel in me op. De ogen gingen een minuutje dicht. Het water kabbelde zachtjes achter me. Terwijl ik luisterde naar het ratelende geluid van de kettingen op de fietsen die voor m’n neus passeerden. De Italianen moedigen hun renners aan. Hun zinsconstructies zijn me soms een raadsel, maar hun hese stem verkondigt een boodschap die romantiek en strijdlust omarmt.
Ik keek links en rechts. Sinistra en destra. 1 van de grote 5 klassiekers ging hier dadelijk van start. Het leek haast op een zondags ritje, maar dan met een peloton van 200 in plaats van 20. Geen overvloed aan camera’s en pers. Geen uitzinnig publiek dat de waarde van de koers boven zichzelf deed uitstijgen. Geen stress in de lucht zoals dat bij onze voorjaarskoersen het geval is.
Het was een tafereel van eenvoud. De renners, het publiek en de koers van de vallende bladeren.
La corsa delle foglie morte.
Het leek alsof iedereen aan hetzelfde tempo slenterde als de snelheid waarmee de bladeren van de bomen dwarrelden. Rustig, gelaten, genietend. Klaar voor een winters dutje. De koers schommelde zichzelf langzaam in slaap. Maar nog één keer moest iemand zijn fysieke grenzen verleggen. Op hellingen die namen dragen waar alleen kampioenen horen te imponeren.
Madonna del Ghisallo.
Muro di Sormano.
San Fermo della Battiglia.
Vorig jaar zat ik daar op het bankje in Como. En liet ik me op een wolk van ontspanning meedrijven naar Bergamo. Dit jaar rijden ze weer in tegengestelde richting door Lombardije. Had ik maar. Had ik maar een ticket geboekt. Dan zat ik zaterdag opnieuw op een bankje in Como. Te genieten van de aankomst van de laatste klassieker van het seizoen. Italië, koers en mezelf. Onvoorwaardelijke liefde.
Bella Italia, mi manchi.
Ik mis je.