Wegwielrennen, veldrijden en baanwielrennen hebben in Vlaanderen een enorme achterban. Voor BMX’ers is het veel moeilijker om hun sport op hoog niveau te beoefenen. Niet alleen is BMX een jonge sport, er worden ook veel te weinig middelen voor vrijgemaakt en door het gebrek aan media-aandacht blijft het bij kleine stapjes. “We moeten blij zijn met onze Olympische promotie”, vindt Belgiës uithangbord Elke Vanhoof. “Er is nog enorm veel werk, maar we hebben een aantal troeven, want BMX is spannend én spectaculair.”
In augustus vorig jaar knokte Elke Vanhoof zich tussen alle Olympische geweld naar een mooie 6e plaats in de finale van het BMX. Het leverde de 25-jarige Desselse en haar sport een pak visibiliteit op in België. Het post-Olympisch jaar werd echter geen pretje voor Vanhoof. “Rio was het hoogtepunt van mijn carrière, maar door een duimblessure en bijhorende operatie in het voorjaar heb ik dit seizoen eigenlijk het volledige seizoen gemist, inclusief alle wereldbekers. Kort voor het EK ben ik weer begonnen en op dat EK werd ik nog 2e. Op het WK erna kwam ik tegen de wereldtoppers natuurlijk een stuk tekort, en die jetlag en de laattijdige aankomst van mijn materiaal maakten dat er natuurlijk niet beter op. Het was een WK om snel te vergeten.”
Vanhoof rijdt dit seizoen wel voor een ander team, weer op vertrouwde bodem, bij Gear2Win. “Ik heb de samenwerking met mijn Nederlandse ploeg stopgezet, want ze verwachtten dat ik steeds meer ginder ging gaan trainen, waardoor ik meer uren in de auto zat dan op de fiets. Dat kostte mij veel energie en was op de duur gewoon niet meer te doen. Bovendien waren mijn trainingspartners Nederlanders en voor hen was alles vlakbij. Voor de teamspirit was dat wel goed, maar de kwaliteit van mijn trainingen leed er echt heel hard onder.”
Potentieel
Intussen heeft BMX wel een boost gekregen in België, door Vanhoofs prestaties op de Olympische Spelen. Toch blijft het een heel klein broertje binnen de wielersport in België. “We zijn een vrij jonge sport die pakweg 35 jaar bestaat en veel mensen kennen het gewoon niet. Het betert nu wel door de Spelen, mensen beginnen het te begrijpen. En langs de andere kant is BMX ook een zeer mooie sport om in beeld te brengen, met heel veel actie op aantrekkelijke parcoursen. Je valt er niet bij in slaap, zoals wel eens gebeurt als je een hele wegkoers aan het kijken bent. We zijn al een stuk gegroeid, maar er is nog enorm veel potentieel.”
Media-aandacht is 1 zaak, maar er zijn nog facetten die beter moeten, laat Vanhoof horen. “We hebben nood aan betere trainers en meer knowhow, zeker bij de jeugd”, vindt ze. “Daarnaast hebben we veel meer financiële ondersteuning nodig. Je moet als rider al top zijn om überhaupt iets te kunnen verdienen. Wie echt goed is, stapt over naar de weg of het veld.” In de promotie van het BMX ziet Vanhoof ook een rol voor zichzelf. “Dat promoten is de voorbije jaren eigenlijk mijn grootste taak”, lacht ze een beetje groen. “We moeten zorgen voor opvolging, maar jammer genoeg zijn er zo weinig jonge riders van topniveau.”
Na de Spelen van Londen richtte Vanhoof ‘Project 91’ op. “Het is begonnen met jongeren tussen 6 en 12 jaar op te leiden, maar intussen houd ik me ook bezig met jongens en meisjes die al wat ouder zijn, zoals 2e jaars junior Marnicq Janssens, die volgend jaar elite wordt. Ik wil mijn kennis en ervaring doorgeven en wanneer ik zelf stop als pro rider, heb ik ook iets achter de hand. Ik leg tijdens de clinics en stages vooral de nadruk op techniek, want dat is het allerbelangrijkste in BMX. Als je op jonge leeftijd met wegwielrennen begint, kan je later niet meer gaan BMX’en omdat je die specifieke techniek niet hebt. Terwijl een BMX’er wel makkelijker kan overstappen naar de weg.”
Statuut
Zelf is Vanhoof ook nog steeds maar 25, er zijn dus nog wel wat jaren. “Ik heb al veel geleerd en draag een behoorlijk goed gevulde rugzak, ook op wereldniveau”, meent ze. “Sinds de periode rond het WK van 2015 in Zolder hebben we hier ook een Olympische startberg van 8 meter. Daardoor heb ik wel veel kunnen bijbenen, maar vroeger was het onmogelijk om dat goed te trainen. De jeugd van nu kan die Olympische start al trainen, maar ik moest voor de dichtste Olympische startberg naar Kopenhagen. Af en toe ging ik wel met de nationale ploeg naar ginder, maar dat kost gewoon veel geld en in het BMX circuleert te weinig budget.”
Tot slot blikken we samen vooruit. “Na mijn desastreus verlopen 2017 wil ik volgend jaar gewoon graag alle wereldbekers rijden en regelmaat opbouwen”, besluit Elke Vanhoof. “Als ik goed ben, rijd ik supergoeie resultaten, maar als ik niet goed ben, is het ook echt niet goed. Dus regelmaat is belangrijk voor mij. Daarnaast bouw ik natuurlijk verder op richting Tokio 2020, want dat blijft het grote doel. Dankzij de Spelen heb ik een topsportstatuut bij Defensie, dus dat zegt genoeg over het belang ervan.”