De blik vooruit. Dromen over het einde van de week. Vrijdagavond trek ik om 5 uur de deur van het hoorcentrum achter me dicht en rijd ik rechtstreeks naar de luchthaven. Waar ik mijn auto achterlaat, de sleutels veilig opberg en mijn boarding pass uit m’n handtas haal. Een vlucht van amper anderhalf uur. Tijd zat om na te denken over wat komen gaat. Tijd om terug te denken aan wat geweest is. Vorig jaar. De Tovenaar van Messina.
De rilling gaat nog een keer van top tot teen. En het zal niet zijn omdat de airco standaard iets te hard blaast hoog boven de wolken. Wel omdat mijn ogen hem zien afdalen. Vlakbij een muur. Die uitdagend dichtbij komt. Ik knijp nog steeds mijn ogen dicht, terwijl ik weet dat hij de grenzen aftast maar ze met bravoure net niet overschrijdt. Ik geniet nog steeds net zo hard als een jaar geleden. En ik weet nu al dat hetzelfde gevoel van adrenaline er dit jaar niet zal zijn.
De Tovenaar van Messina start niet.
De kans is klein dat de opvolger van Vincenzo Nibali net zoveel indruk op mij zal maken. Al hoop ik er nog steeds op. Het is dat gevoel dat een passie leven in blaast. Dat gevoel van jezelf te verliezen in euforie die plots zo dichtbij komt, ook al is ze zo ver weg. Dat gevoel dat ik vaak heb bij Alberto Contador. Stiekem, heel stiekem hoop ik dat hij zaterdag over wonderbenen beschikt. En net zo stiekem kijk ik uit naar zijn interpretatie van de tactiek in de koers van de vallende bladeren. Met een dosis nieuwsgierigheid die me al een week bezig houdt. Een Contador die koerst alsof z’n leven ervan af hangt, veel mooier wordt een doorsnee zaterdag in oktober echt niet.
Dat lijstje deelnemers oogt zo mooi. Een mens zou ervan in zwijm vallen. En allemaal hebben ze dat detail dat zo boeit. Kunstenaars binnen een eigen stroming. Mannen voor de klimmetjes, minder zeldzaam dan de mannen voor de afdaling. De mannen van de schalkse aanvallen. De mannen van de lange adem. De mannen van het korte en krachtige geweld. De mannen van de regen. De mannen van de wind. De strijders op het vlakke. De heren van het laatste uur. Stuk voor stuk goden van de fiets.
Van Avermaet. Uran. Bardet. Wellens. Ulissi. Rui Costa. Yates. Chaves. Gilbert. Moreno. Pantano. Aru. De La Cruz. Bakelants. En zo veel meer. Kies!
Toch. Ik ga even voor Bertje. Al is het maar de hoop die hier spreekt. De pure vorm van een buikgevoel dat denkt gelijk te hebben. Een naam die overal over de tongen gaat, maar waar iedereen ook zijn twijfels bij heeft. Terecht. Contador is niet meer de man van enkele jaren geleden. Zijn zero-tolerantie voor een man als Froome heeft de winnaar in Contador aangetast. Hij is plots overklast. Terwijl dat ooit niet leek te kunnen. Ooit in een verder verleden. Alberto is ondertussen al gestopt. En in 1 ruk opnieuw doorgegaan.
Om te winnen. Om zijn carrière nog datgene te geven dat ontbreekt: een klassieke zege. Als het van mij af hangt, mag Bertje zaterdag fladderen. Frivool en losjes. In een strijd die hij vooral tegen zichzelf zal moeten winnen. Een mentale klik om door de muur te gaan. Als de benen het toelaten. Dat is wel de minste vereiste. En heel misschien verval ik dan zaterdagavond weer in een roes die sterk aanleunt bij die van vorig jaar. Een roes waaruit ik niet meer wakker wil worden.
Nu al dromen over wat komen gaat. Dromen over de fiets. Dromen over hen. Met peddelende beentjes tussen Como en Bergamo. Terwijl er nog altijd dik een dag werken op de agenda staan. Het idee blijft rondsluimeren. Het geluid van een ratelende wielerketting fladdert als een bezetene door m’n hoofd. De goesting in een weekend koers laat me de week doorkomen. Laat me leven.
Tja, wat als … de passie een verslaving geworden is?
Fotomateriaal: Davy De Blieck.