Net na het verlaten van de snelweg breekt de zon door de mist heen en doemt de Posbank als een roestige heuvel op aan mijn linkerhand. Ontspannen rijd ik de Schietbergseweg omhoog naar de top waar ik met Maarten Tjallingii afgesproken heb om te fietsen.
Net voor je het bos uitrijdt, maakt de weg een flauwe bocht naar rechts. Daar trap ik het gaspedaal van mijn auto in. Het is de plek waar Tjallingii in de Giro 2016 van kop af demarreerde op zoek naar de blauwe trui, die hij uiteindelijk negen dagen mocht dragen. Verrast door de plotselinge druk van mijn rechtervoet schokt mijn auto even voordat hij langzaam reageert.
Bovengekomen parkeer ik de wagen, haal mijn fiets eruit en controleer de banden.
‘Goeiemorgen’, klinkt het opeens vriendelijk achter me terwijl ik een mutsje opzet en mijn jas dichtrits. Ik kijk om en steek mijn hand uit. Onder zijn helm heeft hij zijn gehele hoofd – op zijn lachende mond na – ingepakt als een nomade in de woestijn.
‘Damnit’, vloek ik terwijl ik wat spullen vanaf de passagiersstoel op de achterbank smij. ‘Ik had toch echt twee handschoenen bij me?’
‘Het is echt koud,’ waarschuwt Maarten me, ‘ik zou niet zonder weggaan. Hoe lang heb je eigenlijk nodig, een half uurtje, een uur?’
‘Gewoon een lekker rondje, een uurtje is mooi. Als ik die handschoen niet kan vinden, heb ik nog wel een paar sokken, dan maak ik een gat voor mijn duim, dat is beter dan niets.’ Triomfantelijk houd ik de linkerhandschoen omhoog die onder de stoel gevallen was. ‘Waar gaan we heen?’, vraag ik terwijl ik mijn been over mijn fiets slinger.
‘Hier omlaag, rustig, want in de bochten liggen nogal wat bladeren waardoor het glad is.’ Voorzichtig als een trein die vertraagt door de bladeren op het spoor, schuiven we door de bocht, terwijl Maarten vol trots vertelt over hoe zijn zoontje laatst met hem wilde fietsen. Een klein mannetje dat zich door zijn tenue en racefiets een serieuze renner voelde.
‘Zit je nog veel op de fiets nu je gestopt bent?’, vraag ik de koning van de solodemarrage.
‘Zo’n 2 keer in de week. Gewoon voor mijn plezier.’ Ondanks de kou klinkt zijn stem energiek, overtuigend vooral. ‘Ik heb het druk met mijn eigen bedrijf.’
‘Denk je niet dat het zwarte gat nog komt? In de winter mis je de koers niet, maar als de lente begint, dan komt de echte jeuk, lijkt me.’
‘Nee,’ klinkt het gedecideerd. ‘Bij mijn afscheid heb ik, samen met vrienden en een aantal wielerprofs, mijn hoogtepunten gevierd. Dat is ook belangrijk, denk ik. Je weet dat er een eind aan komt.’
‘Als dingen geen einde hebben, dan mist je de urgentie om eraan te beginnen?’
‘Precies, dan hadden we net zo goed over een maand, jaar of tien jaar kunnen afspreken.’ Onderaan wijst Maarten naar links. ‘Het fietspad op.’
‘In 2012 brak ik mijn heup in de Tour. Het was mijn laatste Tour en daardoor was ik al bewust bezig met wat ik zou gaan doen na het wielrennen.’
‘Je coacht.’
‘Ja, vooral mentale trainingen. Een trainingsschema schrijven kan iedereen, maar iemand geestelijk sterker en bewuster maken is iets heel anders. Dat doe je niet alleen door je successen te vieren, maar ook door mensen zich bewust te laten zijn van wat ze doen als ze het goed doen.’
Tjallingii vertelt over een teambuilding die ze met de ploeg deden. Hij had de ploeg opgedeeld in duo’s en ze een simpele opdracht gegeven. De renners moesten eerst bij elkaar op de rug gaan zitten als een baksteen en daarna als een veertje. Hij legt uit dat je daardoor het verschil duidelijk maakt tussen kracht en energie. Dat het niet meer dan een paar minuten kostte om iedereen duidelijk te maken dat kracht eenvoudig fysiek te trainen valt, maar de mentale energie die je daarbij vrijmaakt zo bepalend is.
‘Maar in hoeverre kun je bepaalde gedachtes nog stoppen als je op de fiets zit?’, wil ik weten. ‘Ik reed een tijdrittraining met Ruben Pols, die gaf mij aan dat hij na een minuut of 3 al wist of hij vandaag een goede tijdrit zou rijden of niet. Als het dan na 3 minuten niet gaat, dan vecht je nog een uur tegen jezelf.’
‘Daar gaat het nu juist om’, antwoordt Maarten. Hij legt zijn ellebogen op het stuur en neemt de houding van een tijdrijder aan en kijkt op zijn teller. ‘Op zo’n moment moet je je afvragen wat je doet als je een goede tijdrit rijdt. Hoeveel omwentelingen rijd ik dan en hoeveel rijd ik er nu? Zit je te laag, dan schakel je lichter en zoek je dat ritme.’ Om zijn theorie kracht bij te zetten, schakelt Tjallingii lichter en brengt op de Schaapsallee – waar het duidelijk omhoog gaat – zijn beenritme omhoog, waardoor ook ik mee moet in zijn versnelling. ‘Daarna kijk je naar bijvoorbeeld je hartslag of het vermogen dat je levert en zo ga je verder tot je het gevoel weer hebt.’
‘Toch overkomt het iedereen weleens dat het mis gaat. Ik had het op het Militair Kampioenschap. Dan ben je goed in vorm maar alles gaat vanaf de 1e ronde al fout. Ik vocht keihard om niet te lossen.’
‘Je moet niet bezig zijn met niet lossen, Niels’, helpt Maarten me. ‘Op zo’n moment moet je tegen jezelf zeggen dat je naar voren moet rijden. Het effect is hetzelfde, maar in je hoofd gebeurt er iets anders.’ Terug boven op de Posbank kijkt Maarten me even aan. ‘Zullen we er nog een lus aan vast plakken?’
‘Graag.’
Terwijl we ontspannen in de novemberzon afdalen, vertelt Tjallingii over de militaire training die ze met LottoNL-Jumbo afgelopen jaar kregen bij de luchtmobiele brigade.
‘Tjallingii, jij mag mee op missie! Had de sergeant geroepen. Ik vond het mooi hoe jullie bij het leger omgaan met teams, hoe jullie op elkaar vertrouwen.’ Als we links afslaan, rijd ik opnieuw de Schietbergseweg op, maar nu met de fiets.
‘De maglia azzurri.’ Het is alsof hij het niet tegen mij, maar tegen de berg zegt. Zonder iets te zeggen volg ik in zijn bijna tedere versnelling.
Klimmen als een veertje, schiet het door mijn hoofd. Het voorkomt echter niet dat hij net voor mij zijn wiel over de top drukt.
Fotomateriaal: Davy De Blieck.