Een weekend aan televisie gekluisterd. Niet omdat de ene koers de andere opvolgt. Wel omdat de nieuwsberichten een passie tot niets verpletterden. De keiharde realiteit in Parijs en Beiroet duwde de sport in een kleine hoek. De drijfveer van terroristen slaat plots meedogenloos in het gezicht. De angst en het ongeloof trekken me weg van het plezier dat mijn hart iedere zondag ervaart. En maken plaats voor een gevoel dat achter een zwarte deur verscholen zat. We mogen niet toegeven, klinkt het. We mogen niet panikeren, noch ons leven in angst leiden. Wél in vrijheid. En dus sta ik mezelf toe de draad van passie weer op te nemen. Met de Zesdaagse van Gent.
Ik weiger op te geven waar ik voor leef. En stort mezelf en mijn hart dus weer op de koers. Momenteel één van de grootste banaliteiten in de wereld. Maar tegelijkertijd mijn grootste persoonlijke vorm van vrijheid. Datgene waarin ik herleef en waardoor de vlinders in mijn buik onweerstaanbare tintelingen produceren. In niets een gevoel van verplichting. In alles de liefde voor mijn eigen leven. Dat is waar het me bij koers om draait. Een moment voor mezelf. Delend met anderen. Koers is niet puur de passie voor een fiets. Koers is zoveel meer. Naar de Giro trek ik niet alleen voor een peloton. Ook voor de steden. De natuur. De cultuur. De keuken. De ontspanning. Het gezelschap. Nogmaals.
Mijn ultieme vorm van liberté.
In ’t Kuipke nemen supporters plaats. Vrouwen tussen mannen. En omgekeerd. De liefhebber van de sport is gelijk. De vip staat op een lichtjes ander schavot. Hij/zij die houdt van koers, is niet verschillend. Hij/zij kijkt naar een Zesdaagse, waar alleen de man een sportieve plek heeft. Dat is een gegroeid deel in de zesdaagsegeschiedenis. Maar, wie achter de omheining plaatneemt, is één. Man-vrouw. Volwassene-kind. Belg-Fransman. Blank-zwart.
In ’t Kuipke zou ik als supporter mijn ultieme vorm van égalité ervaren.
De molen in ’t Kuipke draait bijna op volle toeren. Zijn plek in een hedendaags nieuwsbulletin zoekend. Wegens ‘te blij’ nieuws. Wegens ‘te tegengesteld’. Iets dat momenteel geldt voor ieder sportbericht. Tenzij voorafgegaan door een moment van bezinning. Zodat de kloof overbrugd wordt. Sport zou een voorbeeld kunnen zijn. Een van vele. Daar waar mensen samenkomen om plezier te vieren. Daar waar overtuigd zijn van een andere visie niet tot barbaars geweld aanzet. Hoogst tot een – eveneens overbodige – vorm van hooliganisme. Daar waar de supporter zich aanvaard voelt, ondanks een meningsverschil. Daar waar meningen zorgen voor interessante gesprekken en discussies onze kennis voeden. Daar waar ik nooit angstig ben en dat hopelijk ook nooit hoef te zijn, ondanks het Stade de France. De plek waar ik me deel van een euforisch geheel voel. Daar waar ik met een onbekende de handen in elkaar sla.
Mijn ultieme vorm van fraternité.
Terwijl de journalist in mij misschien kritisch zou zijn, over hoe sport en gelijkheid tussen man en vrouw nog onvoltooid is. Het verschil tussen hart en hoofd. Rationaliteit mag plaatsmaken voor emotie. Zij gaan rondjes draaien en ik ga genieten. Van de banaliteit die mijn leven kleurt. En dat hopelijk altijd zal blijven doen.
Liberté. Egalité. Fraternité.
Fotomateriaal: Davy De Blieck.