In de eerste week van maart 2016 staan in Londen de wereldkampioenschappen baanwielrennen op het programma. Maar hoe moeilijk is dat nu, op zo’n piste knallen? We wilden het eens aan den lijve ondervinden.
Die zaterdagmiddag in het Velodrome in Amsterdam stond ik met gemengde gevoelens mijn baanfiets uit te zoeken. Hoe zou het zijn om te rijden op een fiets met slechts één vast verzet, die blijft doortrappen als je je benen stil wilt houden en bovenal geen remmen heeft? En wat me ook wel wat zorgen baarde: ik ging dit samen doen met een kleine 20 anderen, die vrijwel allemaal ook nog nooit op een baanfiets gereden hadden en zich op dezelfde paar honderd meter gingen voortbewegen. En dan die baan!
Ik had op foto’s en filmbeelden al wel eens gezien hoe steil die bochten waren, maar toen ik er vanaf de onderkant tegenaan stond te kijken, had ik toch ernstige bedenkingen of deze clinic baanwielrennen voor een Stef Stuntpiloot als ik wel zo’n goed idee was. Bij de fietsuitleen hingen diverse instructies en de bemoedigende woorden ‘vlieg je onherroepelijk over je stuur heen, op de baan vlieg je dan over de kop’ en ‘de kans op vallen is groot door wegglijden of door met je pedaal de baan te raken’ droegen op zijn zachtst gezegd niet echt bij aan mijn zelfvertrouwen.
Controlefreak
Rijden op geleend materiaal is voor een controlefreak als ik al een dingetje op zich. Het hielp dan ook niet toen ik bij het uitzoeken ontdekte dat zo hier en daar het mechanisme om het zadel te verstellen met ducttape was gerepareerd en dat een fietscollega naast me een fiets greep waarvan het achterwiel los zat. Het bleken echter de uitzonderingen op de regel en na even zoeken had ik een prima fiets die voldeed aan de voorwaarden die onze instructrice Carolien van Herrikhuyzen zojuist had uitgelegd: het zadel moest zo hoog dat je, als je erop zat, nog net met je tenen bij de grond kon komen en als je dan onder in de beugel ging, moest je de as van je voorwiel precies achter je stuur zien verdwijnen. Ik heb wel nog even heel hard aan mijn wielen getrokken voor de zekerheid. Ook mijn eigen schoenen mocht ik niet aan, hoewel er het juiste type schoenplaatjes spd-sl onder zaten. De plaatjes waren te zeer versleten voor op de baanfiets, waarbij de schoenen echt superstrak in de klikkers moesten, dus ik zocht me een paar leenschoenen uit. Carolien controleerde nog enkele helmen, want ook die moesten goed zitten en mochten niet ouder zijn dan 5 jaar. Ik had na mijn crash met de mountainbike juist een nieuwe gekocht, dus dat zat bij mij wel goed. De fietsbandjes moesten nog opgepompt tot 8 bar en vervolgens kon het gaan beginnen: op de baanfiets stappen op de betonnen binnenring met behulp van de reling.
Geen gaten dichtrijden
Het voelde een beetje als toen ik voor het eerst zonder zijwieltjes leerde fietsen. Via een muurtje duwde ik mezelf destijds op gang en ook stoppen ging via het muurtje. Zo moest het vandaag ook: aan de reling inklikken, jezelf in gang zetten en bij het stoppen bij een geschikte lage snelheid eerst de reling vastgrijpen alvorens uit te klikken. We moesten als eerste oefening enkele ronden op de betonnen binnenring rijden om te wennen aan de baanfiets. Er waren inderdaad nogal wat zaken om even aan te wennen. Je benen stil houden is echt geen optie en dat voelde heel vreemd. De afstand tussen mij en mijn voorganger moest steeds minimaal drie fietslengtes bedragen, dus elke natuurlijke neiging om een gat dicht te rijden moest hard worden onderdrukt. Tot slot was er natuurlijk het feit dat er niet geremd kon worden.
Carolien had het heel duidelijk uitgelegd: bij versnellen harder trappen, bij constante snelheid in hetzelfde tempo blijven trappen, bij vertragen langzamer trappen. Het was niet de juiste manier om te gaan tegenduwen, aangezien dat een onverwacht abrupte snelheidsverandering zou opleveren, waar je achtervolger niet op zou kunnen anticiperen, want die had immers eveneens geen remmen.
Minimum 38 km/u
Het bleek best lastig om met 20 fietsers op zo’n klein rondje voldoende afstand te houden, vooral omdat we niet allemaal dezelfde snelheid aanhielden. Inhalen was mogelijk, maar dat was in het begin nog niet erg wenselijk, aangezien we allemaal vooral met onszelf en nog niet zo erg met onze omgeving bezig waren. Op een wielerbaan houd je uiterst links. Wil je inhalen, dan doe je dat rechts en kijk je even over je rechterschouder of dat wel kan. Na het inhaalmanoeuvre kijk je over je linkerschouder en voeg je weer in. Om dit goed uit te voeren, moet je de individuele gewenningsfase voorbij zijn en oog hebben gekregen voor je medefietsers.
Dit principe en het rijden op het houten deel van de baan leerden we bij de slalomoefeningen. Er werden pionnen neergezet op het rechte stuk van de wielerbaan, zodat we via de slalom vanzelf steeds hoger die baan op gingen. We leerden kijken voor het in- en uitvoegen en uiteindelijk leerden we tussen de rode en de zwarte lijn te rijden. Dit was allemaal echter nog steeds op het rechte stuk. De bochten lagen een stuk schuiner, ongeveer onder een hoek van 45 graden en om ook daar op de ideale lijn te kunnen rijden was een volgende oefening noodzakelijk. Carolien had ons uitgelegd dat je in de bocht weliswaar schuin hing, maar dat de fiets loodrecht op de baan zou blijven bij de juiste snelheid. Bij te weinig snelheid ga je te rechtop en glij je naar beneden. De minimale snelheid om goed door de bocht te gaan was volgens haar 38 km/u. Ze splitste ons nu in twee groepen om meer ruimte op de baan te maken en de mannen mochten de oefening als eersten uitvoeren.
Côte d’Azur
De bedoeling was te beginnen op de blauwe strook, die de Côte d’Azur wordt genoemd. Dit deel van de houten baan is nog niet zo schuin als de rest en wordt gezien als de in- en uitvoegstrook van de wielerbaan. Eerst moesten er wat rondes gedraaid worden op het blauwe deel, totdat de groep zich een beetje mooi over de hele ronde had verspreid en elke ronde steeds gezamenlijk een beetje meer tempo had gemaakt. Daarna was het invoegen tussen de rode en zwarte lijn en gáán, in de bocht druk op de pedalen houden en “tempotempotempo”. De mannengroep was echter heel divers, bestaande uit mannen die niet konden wachten tot ze los mochten tot 60 km/u en mannen die eigenlijk niet zo goed durfden. Dat kwam als collectief heel lastig op tempo, want er ontstonden steeds opstoppingen en gevaarlijke situaties. Nadat Carolien op haar fluitje had geblazen en het nogmaals had uitgelegd en ook de inhaalregels nog eens had herhaald, ging het een stuk beter. Het was een indrukwekkend zicht vanaf het middenterrein, die racende mannen, die met hoge snelheden soms tot bovenin die baan in de rondte reden. Had ik bij de oefeningen wat vertrouwen gekregen, nu kwam er bij deze aanblik wat onzekerheid terug. Mijn nieuwsgierigheid was echter groter dan mijn angst en ik wilde nu zo langzamerhand zelf die baan wel op. Eindelijk floot Carolien de mannen af.
Regels uit de natuurkunde
Nu mochten wij. De dames hadden goed naar de mannen gekeken en al vrij snel hadden we ons mooi verdeeld over de baan en mochten we invoegen. Het eerste rechte stuk tussen rood en zwart maakte ik tempo, er maar blind op vertrouwend dat mijn voorgangster dat ook zat te doen, aangezien ik niet zou kunnen remmen. Meteen voelde ik mijn mond en keel opdrogen. Deels werd dat veroorzaakt doordat mijn hartslag omhoog ging en er een flinke adrenalinerush op gang kwam, maar ook de droge lucht speelde een rol. Nog voor ik mijn eerste bocht inging, kreeg ik visioenen van mijn drinkflesje op het plankje in de binnenbaan, waar ik pas weer bij zou kunnen als ik zou stoppen en dat was een proces van meerdere ronden, zo wist ik inmiddels. Mijn hoofd begon formules uit de natuurkunde terug te halen of die 38 km/u in de bocht niet ook afhankelijk was van de massa van de renner en ik vroeg me af of ik niet harder zou moeten rijden dan de gemiddelde man van 70 kg. Gelukkig begon toen de bocht.
Aangename sensatie
Druk op de pedalen. Trappen. Tempotempotempo. Ik zoefde door die bocht, keurig binnen de lijntjes en ik weet zeker dat ik een brede grijns op mijn gezicht heb gehad en herinner me een oerschreeuw. Wat was dat gaaf! Weg denkhoofd, gepieker en angst. Dit was kicken! Weer een recht stuk, dat nu harder ging door de extra snelheid, die ik in de bocht gemaakt had. Het regelmatig bonkende geluid van de planken alsof ik over een eindeloze houten brug reed en het gezoem van de apparatuur en de rijwind langs mijn lichaam zorgden samen met de adrenaline die door mijn lijf raasde voor een bijzondere en zeer aangename sensatie. Volgende bocht. Weer tempo erbij. Al snel kreeg ik mijn voorgangster in het vizier. Inhalen moest rechts, voorbij de blauwe lijn in het grijs. Vlug keek ik over mijn schouder en in het volgende rechte stuk reed ik in het grijze deel van de baan. Voor de volgende bocht had ik terug naar links gekund en ook gemoeten, gezien het feit dat ik de renster al ruim gepasseerd was, maar ik wilde weten of ik het zou durven: een bocht hoog door het grijze deel met de reclame. Jaaa! Meteen na die bocht ging ik toch maar netjes terug naar het spoor tussen rood en zwart en ik voelde hoe ik door de afdaling uit die bocht nog meer snelheid kreeg. Hierdoor zat ik bijna alweer te dicht op mijn volgende voorgangster en ik onderdrukte de verleiding om nog meer tempo te gaan maken om ook haar in te halen.
Hoestend op het middenterrein
Snelheid maken was blijkbaar goed te doen, maar kon ik ook beheerst afremmen? Volgende experiment: langzamer trappen zonder tegen te duwen en mijn voorgangster op een vaste afstand proberen te houden. Om heel eerlijk te zijn, was dit moeilijker dan bijtrappen, zeker toen er ook nog zo nu en dan een renster van bovenaf uit de baan kwam invoegen, die meteen minder hard ging trappen. Hierdoor werd de afstand tussen ons meteen kleiner dan de vereiste drie fietslengtes, waardoor ik gedwongen werd mijn snelheid nog meer terug te nemen. Net toen ik besloten had om dan maar weer meer vaart te maken en te gaan inhalen, kregen we het signaal om te stoppen. Onze twee uur durende clinic zat erop.
Wat was dit een geweldige ervaring geweest! Het duurde een paar ronden voor mijn snelheid zo was afgenomen dat ik de reling kon vastpakken om af te kunnen stappen en even later stonden we met z’n allen hoestend op het middenterrein. Mijn flesje met vocht was niet genoeg om de hoestprikkel helemaal te onderdrukken. Ik bedacht me dat het voor een astmapatiënt als ik misschien niet de meest ideale fietsdiscipline was, maar ik had genoten. Wat mij betreft gaat er een volgende keer komen!
Fotomateriaal: WielerVerhaal.