Het had hier moeten gaan over die vloek op het gezicht van Maes. Over hoe de waaier het schoonste is dat koers kan brengen. Een mooie Paaszondag draaide uit op de nachtmerrie van een familie. Paasmaandag was net zo donker. Antoine Demoitié en Daan Myngheer. De een stierf aan verwondingen opgelopen in datgene dat zijn leven kleurde. De ander had een hart dat besliste om te stoppen kloppen tijdens datgene waar hij voor ademde. Daar waar hun droom realiteit was geworden.
Het drong niet door, tijdens dat interview van Marc Sergeant. Hij had het over een ander ongeval, toen hij het over een jongen in kritieke toestand had. Waarvan eerst gemeld werd dat het om Debusschere ging. De foute dokter aan de telefoon. Grote opluchting bij Lotto-Soudal. Enkele uren later zou duidelijk worden dat die jongen in kritieke toestand een collega is: Antoine Demoitié.
Een valpartij waarvan de melding ergens verloren ging?
De wind nam ze mee. En deed ons pas tijdens het avondmaal op Paaszondag de adem inhouden. Levend in de hoop dat dat bericht van zijn overlijden niet klopte. Er was zoveel twijfel. Het was als een gat van 100m. Ergens voel je dat het er voor altijd zal zijn, maar zo lang die 100 er geen 200 worden, blijf je geloven in de overwinning. Het is dan ook pijnlijk wakker worden in de realiteit dat de jonge Belg overleden is. En dat een dag later ook die andere jongen de strijd verliest.
Twee jongens die ik eerlijk gezegd nog moest leren kennen. Maar die kans krijgen we niet meer. Hun naam is nu voor altijd verbonden aan een gitzwarte week in de Belgische geschiedenis. De beelden van waaiers en de schoonheid van de koers vervagen. Het zijn de emoties die de bovenhand nemen. De lijst met namen die het leven lieten in een wedstrijd, wordt langer. Het is een rijtje namen waar je als wielrenner niet te veel wil bij stilstaan, maar waar je ook niet onderuit kan.
Een jongen die in de groep van Demoitié fietste was aangedaan. Die valpartij. Hij kon alleen ongeloof uiten en zeggen hoe gelukkig hij zichzelf prees, ongedeerd weer in Wevelgem te zijn geraakt. De risico’s op de fiets zijn immens. De snelheden zijn onwaarschijnlijk. Al hoeft de snelheid niet groot te zijn om een doodsmak te maken. Het is pech. Ongeluk. Een ongeluk. Net zoals de motard nu voor het leven getekend is. Een fietsende jongeman in een peloton, een fietsend kind in de bebouwde kom. Het zal ook voor hem nooit meer zijn wat het ooit geweest is.
De wind die de voorbije zeven dagen over dit land blies droeg te veel donker in zich. Had te veel miserie bij. Brussel bloedde, België treurde. De terreur zaaide (en zaait nog steeds) angst. Een gevoel dat we in een passie, in een hobby willen ontvluchten. In de dagelijkse routine. Sport is de richting die velen onder ons uit rennen. In de hoop even gewoon te kijken naar banaliteiten in het leven, zonder stil te moeten staan bij wat ons zo zwaar valt om te zien.
Maar dan was er Cruijff. De jonge Myngheer die het gevecht verloor voor het leven dat hij verdiende. En een val in Gent-Wevelgem die plots veel meer was dan banaal. Te veel. Het verlies van twee jonge talenten tekent het einde van een door en door zwarte week. In alle gelederen van deze samenleving. We hebben de voorbije zeven dagen te veel moeten stilstaan bij het leven. En eigenlijk zouden we volgende week zondag moeten feesten. Heel even flitst het door m’n hoofd: kan dat nog?
Het moet. Om jullie te eren, Antoine Demoitié en Daan Myngheer. En onze samenleving. Een nieuwe week. Een frisse wind. Alstublieft.
Met eeuwige littekens.