Interessante hervormingsvoorstellen werden het afgelopen decennium telkens door interne conflicten en een gebrek aan sectorvisie afgeblokt. Maar er is toekomst voor de koers. Dit is eens een tekst met wat meer diepgang, zeer leerrijk. Laat u vooral inspireren en krijg wat meer inzicht in hoe het profwielrennen kan blijven bestaan.
[Dit is een extract uit het Leuvens Economisch Standpunt van professoren Wim Lagae en Daam Van Reeth van de KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen]
Bouwsteen 1: Versterk de structuren van de wielersector
Een betere economische toekomst voor de sport kan alleen worden gerealiseerd door collectieve actie en een grotere samenwerking tussen de teams en de andere belanghebbenden. De vraag rijst hoe de teams hun intrinsieke onderhandelingsmacht kunnen benutten. Om te beginnen is een externe institutionele managementimpuls noodzakelijk. In het hart van het nieuwe wegwielrennen moet daarom een organisatie gecreëerd worden die onafhankelijk is van de UCI en de wedstrijdorganisatoren, en die de toekomst van de wielersport uittekent vanuit het perspectief van de topteams en de renners. Het lijkt ons logisch dat de naamsponsors en mecenassen van de wielerteams hier in het algemene belang van het profwielrennen een voortrekkersrol vervullen. Via de oprichting en financiering pro rata tot de loonmassa van een G25 Cycling ProLeague moeten de ongeveer 25 naamsponsors van de WorldTour zich verenigen om met 1 stem de toekomst van de wielersport aan te sturen. Naast de wedstrijd en juridische regulering die onder de verantwoordelijkheid van de UCI valt, is er immers nood aan een economische regulator die de onderhandelingsmacht van teams en renners kanaliseert en economisch tegengewicht geeft aan de monopoliepositie van ASO.
Het probleem is nog complexer omdat de groep van insiders sporttechnische vaardigheden verwart met managementvaardigheden
Zoals in de meeste hervormingsplannen werd voorgesteld, ligt de toekomst van de wielersport in een meer gesloten systeem van minder ploegen en een kleiner aantal topwedstrijden. De ploegen hebben er daarom alle belang bij zich eindelijk goed te organiseren om hun onderhandelingspositie te versterken, waarbij ze felle concurrenten zijn tijdens de wedstrijd, maar betrouwbare sectorgenoten erbuiten. De huidige generatie teammanagers lijkt hier niet toe in staat. Vanuit sectorperspectief is er een schrijnend gebrek aan managementvorming. Het probleem is nog complexer omdat de groep van insiders sporttechnische vaardigheden verwart met managementvaardigheden en hierdoor managers extern aan de sport tot een outsiderrol degraderen. Om de juiste omstandigheden te creëren voor meer professionaliteit in de wielersport is het noodzakelijk om de WorldTour-licentie van een team niet alleen aan financiële, juridische, sportieve en ethische criteria te koppelen, maar ook aan de individuele, eerder verworven managementkwalificaties en de ethische geloofsbrieven van de managers van de wielerteams. Deze kwalificaties zijn natuurlijk ook op andere beleidsniveaus zoals bij organisatoren en federaties cruciaal. Natuurlijk moeten duidelijke opleidingstrajecten en overgangsmaatregelen uitgetekend worden om geleidelijk managementquota te realiseren, ook voor ex-profsporters met managementambities in het wegwielrennen.
Bouwsteen 2: Versnel de ontwikkeling van het dameswielrennen
Van een volwassen competitiesport wordt vandaag verwacht dat deze ook een voldragen vrouwelijke equivalent heeft. In vergelijking met andere kijksporten als tennis of veldhockey heeft het wielrennen echter nog een lange weg af te leggen op het vlak van genderpariteit. De promotie van het dameswielrennen zorgt overigens niet alleen voor extra interesse van vrouwelijke wielerfans. Daar dameswielrennen een minder geladen dopingverleden heeft, bezit het ook een frisser en eigentijdser imago. De ontwikkeling van het dameswielrennen werd in 2013 door de UCI als een prioritaire doelstelling naar voren geschoven (Deloitte 2013). De liveverslaggeving van La Course, sinds 2014 een criterium op de Champs-Elysées op de slotdag van de Ronde van Frankrijk, en de aanstelling in 2013 van Tracey Gaudry als eerste vrouwelijke UCI-vicevoorzitter zijn echter enkel symbolische stappen. Voor een snelle, structurele ontwikkeling van het dameswielrennen is de steun van het mannenwielrennen onontbeerlijk. Idealiter worden de belangrijkste competities voor mannen en vrouwen gezamenlijk georganiseerd en hebben WorldTour-teams een mannelijke en een vrouwelijke ploeg. In de praktijk zijn er logistieke en capaciteitsproblemen om dergelijke equivalentie op grote schaal te realiseren. Reeds in 2012 werd voorgesteld WorldTour-ploegen en -wedstrijden de keuze te laten tussen ofwel een equivalente ploeg te financieren/een equivalente wedstrijd in te richten, ofwel zich te affiliëren met een bestaande damesploeg of wedstrijd (Cyclingnews 2012b). Dit zou zowel de bestaande structuren in het dameswielrennen honoreren en een stevige impuls geven, als toelaten nieuwe initiatieven te ondersteunen.
Van een volwassen competitiesport wordt vandaag verwacht dat deze ook een voldragen vrouwelijke equivalent heeft
Er moeten daarnaast ook betere afspraken gemaakt worden met de media. Korte samenvattingen van belangrijke WorldTour-wedstrijden voor vrouwen worden meestal uitgezonden lang nadat de mannenwedstrijd is afgelopen en het tv-publiek gedecimeerd is. De combinatie van uitzendingen van dames- en herenfinales biedt kijkerspotentieel, ook om wieleruitzendingen meer te variëren. Bij Flanders Classics en de VRT willen ze hiermee in 2016 in elk geval al experimenteren. Voor het eerst heeft de VRT de laatste 25 kilometer van de Ronde van Vlaanderen voor dames elite live uitgezonden. Hiertoe had organisator Flanders Classics de parcoursen zo geprogrammeerd dat de damesfinale verwacht werd samen te vallen met een relatief rustige koersperiode in de mannenwedstrijd.
Bouwsteen 3: Verhoog de spankracht
In vergelijking met andere sportformats kampen uitzendingen van wielerwedstrijden op niet-selectieve parcours met een probleem van saaie televisie zoals de voorspelbare lange ontsnapping of de onvermijdbare massasprint. Een drastische vermindering van het aantal deelnemers per team is een eenvoudige maatregel om de spankracht te verhogen. Zo blijken teams van 9 renners een onvoorspelbaar wedstrijdverloop in de weg te staan. 6 renners per team daarentegen kan de spankracht van wielerwedstrijden aanzienlijk verhogen, zo bleek uit pilootprojecten met kleinere teams in de Tour of Britain. De olympische wegrit in Rio wordt als oncontroleerbaar en dus onvoorspelbaar aangekondigd omdat de landenteams slechts 5 renners mogen inzetten. Via kleinere teams worden niet alleen logistieke problemen verminderd, maar komen ook meer middelen vrij voor andere uitdagingen, zoals de integratie van een damestopteam, en draagt een inkrimping van het peloton bij aan een oplossing voor het veiligheidsprobleem.
“Als het wegwielrennen de jongere demografische groep niet wil verliezen,
moet het zijn product aanpassen op maat van de zappende sportconsument.”
Op jaarbasis heeft het wielrennen behoefte aan een consistenter en herkenbaarder verhaal. Om af te dwingen dat de beste renners in de beste wedstrijden aantreden, moet de huidige WorldTour-kalender verlicht worden. Vergelijkbaar met de ATP-ranking in het tennis moet een eenduidige ranking afgedwongen worden. Zelfs doorgewinterde wielerfans zien vandaag het bos niet meer door de bomen van de diverse wielerrangschikkingen. Daarom kan de introductie van een herkenbare individuele en teamleiderstrui, naast de regenboogtrui van de wereldkampioen, de fanbeleving verrijken. Ook uniforme regels voor leiderstruien of vaste rugnummers kunnen de herkenbaarheid van de renners op tv-beelden en merchandisingopportuniteiten verhogen.
Gebrek aan spankracht is nefast voor de marketing van een sportproduct. Als het wegwielrennen de jongere demografische groep niet wil verliezen, moet het zijn product ook aanpassen op maat van de zappende sportconsument. Out of the box denken heeft in sporten als rodelen, BMX of triatlon in andere wedstrijdformats op maat van de jongere doelgroepen geresulteerd. Sporten als biatlon (met de invoering van nieuwe wedstrijdformules zoals de massastart en de achtervolging) of volleybal (introductie van meer kijkvriendelijke, nieuwe spelregels) werden reeds in de jaren ’90 radicaal herdacht in samenspraak met de stakeholders. Een brainstorming vanuit de wielersector kan ook in deze sport ongetwijfeld interessante ideeën opleveren. Zo zouden korte etappekoersen ook kunnen eindigen met een achtervolgingstijdrit tussen bijvoorbeeld de 25 best geklasseerde renners. Een klassieke ploegentijdrit kan vervangen worden door een aflossingsploegen(tijd)rit, waar ploegmaats elk slechts een deel van het parcours afleggen. Grote rondes kunnen spannender en eerlijker gemaakt worden door vervangingen van niet-klassementsrenners toe te laten, waarbij een ploeg in elke etappe voor de optimale opstelling kan kiezen, net zoals een voetbalploeg op een groot toernooi. Wedstrijdorganisatoren kunnen verder en drastischer de weg inslaan van kortere etappes, met een kleiner peloton en teams. Tv-zenders kunnen overwegen om andere keuzes te maken op het vlak van programmatie van wielerwedstrijden, met een compilatie van de meest spectaculaire sportieve beelden tijdens de aanvangsuren en een kortere verslaggeving van de finale. Daarnaast is het ook belangrijk om volwaardige wedstrijden en demonstratiewedstrijden duidelijker te onderscheiden. Zo worden bijvoorbeeld na-Tourcriteriums in sommige media nog ten onrechte als volwaardige competities voorgesteld, met een koersverslag en opname van een wedstrijduitslag. Deze vorm van folklore is waardevol en maakt wielrennen en zijn toppers heel aanraakbaar voor een breed publiek, maar wordt best gecatalogeerd onder de noemer demonstratiewedstrijd zonder verder sportief belang, zoals het ook bestaat in het tennis. Dergelijke denkpistes moeten natuurlijk vooraf onderworpen worden aan een grondige kritische reflectie door alle stakeholders.
Bouwsteen 4: Verhoog de belevingswaarde
Naast de innovatie in de wedstrijdformats moet ook de beleving van de wielersportkijker aangescherpt worden. Mediarechten en sponsorinkomsten kunnen alleen maar toenemen als het professionele wegwielrennen een jaarproduct aanbiedt waar media echt voor willen betalen. Momenteel is er een enorme versnippering van televisiecontracten. Op jaarbasis zouden er 800 à 1.000 televisiecontracten onderhandeld worden tussen individuele zenders en wielersportorganisatoren. Een jaarpakket van wielerwedstrijden kan verkocht worden aan tv-zenders als een productbundel, een integraal te nemen pakket van wedstrijden het ganse jaar door. Verder bestaat de uitdaging erin om de aandacht van de sportkijker ook tijdens de minder boeiende wedstrijdmomenten vast te houden. Via nieuwe technologieën zijn er meerdere mogelijkheden om de kijkervaring van een wedstrijd over te brengen. Vanuit het perspectief van de renner zijn er de on-board camera’s, zowel in teamauto’s als op de fiets. Net als in een F1-wedstrijd of een Moto GP kunnen tijdens een live-uitzending van een wielerwedstrijd relevante, niet-wedstrijdvervalsende gegevens op het scherm worden getoond, terwijl op een website extra data worden gestreamd en live tracking wordt geïntroduceerd. Via geolocatie kan een wielerfan zo zijn favoriete renner gedurende de volledige wedstrijd volgen.
“Een drastische vermindering van het aantal deelnemers per team verhoogt de spankracht en de veiligheid
en maakt middelen vrij voor integratie van een damestopteam.”
Recent zijn hier positieve maar versnipperde stappen gezet door wielerteams (via Velon), wedstrijdorganisatoren (ASO, in samenwerking met Dimension Data) en de UCI (YouTube-kanaal). Toch lijkt een globale sectoraanpak meer dan ooit noodzakelijk. Wielersportfans lijken immers niet bereid om te betalen voor secundaire content wanneer de primaire inhoud gratis is. Omdat sportliefhebbers de actie live willen ervaren, denken we dat het gebruik van deze nieuwe technologie in de eerste plaats de tv-uitzendingen van wielerwedstrijden kan upgraden. De discussie over wie de feitelijke eigenaar is van de aldus gemaakte beelden (de renner, zijn team, de wedstrijdorganisator of de tv-zender), is echter complex. Ook hier zou het sectordenken moeten primeren en dient men te bekijken hoe extra kijksportwaarde gecreëerd kan worden.
Voor een sportconsument is wegwielrennen een goedkope kijksport, want wielerwedstrijden worden uitgezonden op openbare tv-zenders en behalve de verplaatsingskosten is het live bekijken van een wielerwedstrijd meestal gratis. De feitelijke kostprijs van het gratis aanbod van het professionele wegwielrennen vertaalt zich in de afhankelijkheid van sponsorinkomsten voor wielerploegen en wielerwedstrijden. Het aanboren van nieuwe financieringsbronnen bij fans of bedrijven, zeker omdat inkomsten uit hospitality stilaan een verzadigingspunt bereiken, blijft daarom een uitdaging. Ook kan de belevingswaarde worden verhoogd op de evenementen zelf. Via public viewing schermen, audio-ondersteuning of extra fanbeleving aan de hand van meerdere doortochten, kunnen organisatoren meerwaarde voor livefans genereren en zouden hiertegenover ticketinkomsten kunnen staan. Er is een beperkt aantal succesvolle pilootprojecten met ticketinkomsten bij wedstrijden met parcoursconcentratie, zoals het Belgisch kampioenschap of kleinere wedstrijden met lokale circuits, zoals Nokere Koerse Danilith Classic. Vanwege de logistieke complexiteit van ticketverkoop op de openbare weg en de controverse die er rond hangt, huiveren organisatoren ervoor werk te maken van deze relatief kleine inkomstenbron.
Bouwsteen 5: Professionaliseer het veiligheidsmanagement
Het beoefenen van een buitensport op de openbare weg resulteert in gezondheidsrisico’s door extreme weersomstandigheden. Zo waren bijvoorbeeld de sneeuweditie van Milaan-Sanremo 2013, de bloedhete Ronde van Californië 2013 en de al dan niet afgelasting van de afdaling van de Stelvio tijdens de Ronde van Italië 2014 symptomen van een ontstellend amateuristisch en reactief crisismanagement. Symptomatisch voor de tergende traagheid van de gezondheids- en veiligheidsregulering is dat de UCI pas in februari 2015 de invoering van een ‘slechtweerprotocol’ aangekondigd heeft. Dit protocol zou moeten bepalen wanneer en hoe ingegrepen dient te worden bij extreme weersomstandigheden. Alhoewel het protocol zeker een waardevolle vooruitgang is, blijft het moeilijk om de veiligheid van de renners af te wegen tegenover de belangen van de wedstrijdorganisatie. Zo zou bij een strikte toepassing van het slechtweerprotocol de heroïsche editie van Gent-Wevelgem 2015 wellicht niet zijn doorgegaan. Ook rijst de vraag of het slechtweerprotocol eveneens toepasbaar is in de soms oververhitte nieuwe economische wingewesten van het wielrennen, zoals de rijke Arabische landen.
Ook in het jeugdwielrennen dringt een veiligheidsbeleid op. Op het niveau van de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond en Wielerbond Vlaanderen werd bijvoorbeeld op geen enkele manier werk gemaakt van de opvolging van de beleidsadviezen die geformuleerd werden ten tijde van de Staten-Generaal van de Vlaamse wielersport in maart 2014. Op veiligheidsvlak werd toen onder andere gepleit voor een zonering van tijd en ruimte op jaagpaden, een betere exploitatie van openluchtwielerpistes en het verkeersvrij maken van regionaal gespreide, verlaten industrieterreinen enkele uren per week. Ook de oproep voor een meer stringente deelnemersbeperking, of het strenger reguleren van het drieste peloton van volgwagens tijdens interclubwedstrijden voor jongeren viel in dovemansoren.
Toeschouwers op armlengte, verkeersdrempels of spoorwegovergangen zijn maar enkele risicofactoren die tot het DNA van de wielersport behoren. Hoewel de sport nooit risicovrij kan gemaakt worden, kan er veel verbeterd worden door de invoering van een reeks veiligheidsmaatregelen. Vergelijkbaar met wat gangbaar is in de Formule 1 moet geïnvesteerd worden in externe veiligheidsmanagers. Zij moeten preventieve crisisscenario’s uitwerken in verband met de veiligheid van een wielerparcours, de introductie van safety cars en tijdelijke neutralisatiescenario’s en het inhuren van ervaren externe veiligheidsmanagers. Mede daarom blijft het onbegrijpelijk dat de ook om veiligheidsredenen noodzakelijke maatregel van een kleiner peloton, met een reductie van het aantal renners per team, nog steeds niet is doorgevoerd. Ook zou de sector sterker moeten inzetten op de ontwikkeling van slimme kleding, die bescherming biedt bij een valpartij.
Bouwsteen 6: Professionaliseer het gezondheidsmanagement
Ook het gezondheidsmanagement verdient een professionalisering. Zo zijn de artsen van de WorldTour-teams niet verenigd in een belangengroep die gedragscodes afspreekt op het vlak van gezondheidsbelasting, bijvoorbeeld met betrekking tot het slechtweerprotocol of het versoepelen van de tijdslimiet voor niet-klimmers in bergritten. Nochtans heeft het wegwielrennen dringend nood aan door alle teams gedragen gentlemen agreements omtrent de (over)consumptie van pijnstillers (zoals Tramadol) of slaapmiddelen. Dit soort discussies, waarbij de topteams nooit een gezamenlijk standpunt innemen, komt helaas vaak alleen maar aan de oppervlakte in geval van zware valpartijen. Bovendien blijkt de medische commissie van de UCI onderbemand, waardoor de versnipperde groep van de teamartsen niet altijd een administratief aanspreekpunt heeft om problemen te bespreken. Daarom zou de aanstelling van sectorartsen, die het werk van de teamartsen superviseren en coördineren een nieuwe stap in de goede richting zijn, net zoals het toekennen van individuele licenties voor wielerartsen op basis van ethische kwalificaties.
Een gezondere wielersport impliceert ook een volgehouden antidopingbeleid, dat duidelijk wordt gecommuniceerd. De wielersport blijft immers kampen met een doping(perceptie)probleem. Wordt dit perceptieprobleem veroorzaakt door de verwachting van nieuwe dopingzaken bij media en publiek omwille van het gitzwarte dopingverleden of omdat het verleden nooit professioneel door de wielersector afgerond werd? Zo hebben we ten tijde van het USADA-rapport over Lance Armstrong gepleit voor een onafhankelijke waarheids- en verzoeningscommissie bestaande uit juristen, historici, ethici, economen en marketeers, voormalige profrenners en beleidsmakers. Helaas ligt dit momentum al een tijd achter ons en moet ook hier van een gemiste kans gewaagd worden. Ook het ruim 3 miljoen euro dure, door de UCI bestelde rapport van de Cycling Independent Reform Commission (2015) was een maat voor niets, omdat het enkel bekende feiten oplijstte en zich in de eerste plaats richtte op de historische rol van de UCI en haar voormalige voorzitters in de strijd tegen doping. Het rapport vermeldt ook aanbevelingen voor een nog performanter antidopingbeleid, zoals gerichte, zelfs nachtelijke controles. Paradoxaal genoeg werd door de publicatie van het rapport het dopingspook in het wielrennen in perscommentaren juist weer gevoed. Die zwakke sectorcommunicatie is schrijnend nu onder andere de WADA-rapporten over atletiek aantoonden dat ook andere sporttakken kreunen onder een dopingprobleem. Nochtans kan niet genoeg beklemtoond worden hoe de UCI, zeker vanuit een multisportperspectief, een voortrekkersrol speelde op het vlak van antidopingbeleid, bijvoorbeeld met de toepassing van de EPO test in 2001, de introductie van het bloedpaspoort vanaf eind 2007 of het vasthouden aan een ‘no needle policy’ vanaf 2011.
CONCLUSIE
De afwezigheid van een economische hefboom – naast sponsoring, de zwakke regulering, de (weg)zappende sportconsument en de gevaren van een dichtslibbende openbare weg – bedreigt het huidige wielerbusinessmodel. Tegelijk blijven de groeiende teambudgetten, deels in stand gehouden door niet-marktconforme investeringen van door onrealistische kijkcijfers gedreven mecenassen, de wielersportzeepbel versterken. Deze budgettaire inflatie duwt de noodzaak van een sectorversterking voor het wielerpeloton uit. Hoe kan het economisch wielermodel een duurzamer karakter krijgen?
Zolang het managementdeficit in het wielrennen niet aangepakt wordt en er geen externe sectorversterking komt, is elk hervormingsvoorstel a priori gedoemd om te falen. Daarom lijkt de enige oplossing dat de naamsponsors van wielerteams hun financiële verantwoordelijkheid ook vertalen in een institutionele versterking van de wielersector. Vertrekkende vanuit de basisidee dat de wielersport op zoek moet gaan naar een houdbaar businessmodel dat een waardevol kernproduct aanbiedt, ingebed in een geloofwaardige sport die haar belangrijkste actoren respecteert, identificeerden we 6 bouwstenen. Een externe versterking van het management op teamniveau, gefinancierd door naamsponsors van teams, vormt het fundament van ons hervormingsvoorstel. Investeren in sectorversterking in plaats van deelnemen aan de ratrace in budgetten tussen de wielerteams, wordt dan de centrale boodschap. Het versneld uitbouwen van een vrouwelijke competitievariant kan het wegwielrennen een frisser imago bieden en nieuwe doelgroepen aanboren. Om fans op jaarbasis te blijven boeien zijn kalenderaanpassingen en meer innovatieve wedstrijdformules wenselijk, waardoor meer fanwaarde kan gecreëerd worden. Andere hoekstenen voor de wielersector vormen een doorgedreven veiligheids- en gezondheidsmanagement. Enkel indien getimmerd wordt aan deze fundamenten, kan het wegwielrennen in economisch gezonder vaarwater terechtkomen. De sport zal dan opnieuw meer jonge fans kunnen aantrekken in klassieke markten, populairder worden in nieuwe markten en de weg inslaan naar een stabieler en gezonder economisch model.
Download hier het volledige document!
Fotomateriaal: Davy De Blieck.