“‘t Was voe de koers da j’ gie dien dag in Ploegsteert wierd geboren“, klinkt het bij het Zesde Metaal. Ze hebben het over Frank Vandenbroucke, het godenkind die de koers tot poëzie verhief. Hij was een man van vallen en opstaan. Van opnieuw vallen, maar blijven opstaan. We herkenden ons in Frank en daarom houden we van de koers. 1 keer luisteren en we zijn klaar voor een nieuw voorjaar.
“In ploegsteert zei de paster: ‘k wiste van niets, maar God es van ons p’rochie en riedt met de fiets.”
Vandenbroucke werd voor de koers geboren en geldt voor velen als de meest poëtische figuur die het wielrennen de laatste decennia heeft gekend. Hij kondigde stout aan waar hij zou aanvallen en deed dat ook. Gek van liefde voor Sarah won hij koersen op bestelling, verscheurd door verdriet lag hij 5 weken op bed. In zijn nadagen deed Frank mee aan een Italiaanse amateurwedstrijd onder de naam Francesco Del Ponte. Hij was een godsgeschenk voor schrijvers. Dimitri Verhulst schreef ‘Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten’, Belga Sport maakte een prachtig portret, Karl Vannieuwkerke schreef een brief waar je nog steeds kippenvel van krijgt en Wannes Cappelle van Het Zesde Metaal bedacht ‘Ploegsteert’.
‘Maar ‘k komme weer, ik ga der staan, ‘k komme weer, ik ga der staan”
Waarom toch die liefde van het publiek voor VDB? Waarom was hij God? Frank werd vaak aan doping gelinkt, stond er uiteindelijk meer niet dan wel en was nu ook niet bepaald de vrolijkheid zelve. Waarschijnlijk hielden we van hem omdat Frank het leven was. Iedereen kent hoogtes en laagtes. Je kan even blijven liggen, maar uiteindelijk kruip je toch weer recht. Hij deed dat, tot hij niet meer kon. “Je herinnerde ons heel vaak aan wat wielrennen echt is: dansen, dansen en nog eens dansen”, stelde Karl Vannieuwkerke vlak na zijn dood. Frank danste op een dunne koord. Hij viel veel te snel, maar hij had het allemaal met sier gedaan.
En ‘t volk zei: “kijk, ier komt de man, ‘t talent druipt er in dikke druppels van, w’ en hem ier gemakt.”
De eenvoud van het leren fietsen, schoon is symboliek. Het wordt getoond aan het einde van De Helaasheid der Dingen. Een kleine jongen rijdt er met een fietsje voortdurend in de gracht. Maar op een keer gaat het lukken. Koers is de simpele schoonheid van het leven. Daarom ook koos kleinkunstband Yevgueni onlangs voor de Vlaamse wielercultuur als rode draad in de videoclip van Nooit Naar Nergens. “Midden in de vroege vlucht, Waar alles op zijn plaats valt, Je naam blinkt op het asfalt, Wachten tot er niemand kijkt, En handen in de lucht.” Ook zanger Klaas Delrue heeft schijnbaar de microbe te pakken. Net als zowat elke jonge Vlaming zal hij vast wel ooit zijn handen de lucht in hebben gestoken, veinzend dat hij Gent-Wevelgem won. Om eventjes helemaal in zijn dromen verzonken te raken. Dat krijg je in een land dat zot is van de fiets.
“Die laatsten dag met dochterlief, ge leerde ze nog fietsen, heur wiel begost te draaien, ge kost er ondanks alles van genieten”
Het moge niet verbazen dat Klaas over de koers zingt. Hij groeide op in Rekem, op een boogschut van Ploegsteert. Daar bevindt zich de laatste rustplaats van Frank. ‘VDB Forever’ staat er op het grafzerk. In goudkleur worden de laatste kilometers van Luik-Bastenaken-Luik voorgesteld. Het graf van het godenkind maakt dat Ploegsteert verbonden blijft aan Frank. Het gelijknamige nummer stond in 2016 en 2017 op 1 in de Belpop 100, de lijst van Radio 1 die de beste Belgische liedjes verzamelt. Want de Vlaming houdt van de koers. Meer dan een sport, vooral een kunst. Wat zijn we blij dat de koers weer thuis is.