Valkenburg. 2012. Firenze. 2013. Boem. 2 keer de snelste van het pak: Omega Pharma – QuickStep. En het pak, dat zijn de allergrootste UCI-teams, aan de start van het wereldkampioenschap tijdrijden. 2 keer behoorde Kristof Vandewalle – intussen 34 en voormalig profwielrenner – tot de finale selectie die manager Patrick Lefevere en de zijnen tot wereldkampioenen bombardeerde.
Kristof, je werd 3 keer Belgisch kampioen tegen de klok. Wat betekenen die titels voor jezelf?
Kristof Vandewalle: “Tijdrijden is en blijft een eerlijke discipline. Het is de renner tegen zichzelf en tegen de klok. Het is als renner natuurlijk altijd mijn specialiteit geweest en ieder jaar was het ook mijn doel om te winnen op het BK. Als dat dan ook lukt, geeft dat een bijzonder gevoel. Het is me gelukt op verschillende soorten parcoursen en tegen zo goed als alle grote namen: Tom Boonen, Philippe Gilbert, Stijn Devolder, Maxime Monfort, noem maar op. Dat betekent toch iets.”
Hoe was je ervaring met het ploegentijdrijden op het WK van 2012 in Valkenburg?
Kristof Vandewalle: “Super. We leefden de dagen voordien met ons 6 heel hard toe naar de race. Iedereen was hypernerveus omdat de ambitie bij de ploeg heel hoog was. We hebben ons doel kunnen bereiken en dat stelt me zeer tevreden, vooral omdat ik ook zelf mijn deel meer dan voldoende hebben kunnen doen. En het is een teamdiscipline, dus dan kan je ook in team vieren. Dat maakt het speciaal.”
Was het WK in Firenze een jaar later anders?
Kristof Vandewalle: “Het parcours was anders en we hadden natuurlijk al wat meer ervaring. Ondanks het feit dat de ploeg niet uit dezelfde 6 renners bestond, wisten we vooraf toch beter hoe de wedstrijd aan te pakken. We wonnen héél erg nipt, met opnieuw veel voldoening. Maar het kon de 1e keer niet overtreffen. Die 1e keer blijft die 1e keer.”
Waar moet je als team rekening mee houden?
Kristof Vandewalle: “Alles begint met het aanhouden van een stevig tempo gedurende de hele tijdrit. Dus je moet er voor zorgen dat je niet té snel start. Té veel tempowisselingen kruipt bij iedereen in de kleren, dus dat moet je proberen vermijden. Dus nog voor je voelt dat je snelheid begint te verliezen, moet je ervoor zorgen dat je van de kop af gaat. De man die voorop rijdt, mag bij het ingaan van een bocht ook nooit het volle pond geven. Want als je dat doet en na de bocht vervolgens optrekt, dan moeten de laatsten in de rij – die sowieso wat tempo verliezen – des te harder optrekken en op die manier verlies je je pionnen. Dan zit je bijna continu sprintjes te trekken en gaat iedereen dood. Maar als iedereen in functie van het team denkt, moet een ploegentijdrit vlot kunnen verlopen. Zeker als iedereen lange beurten kan aanhouden.”
Waarop moet je als individu op letten om een goede tijdrit af te werken?
Kristof Vandewalle: “In een tijdrit is aerodynamica heel belangrijk, dus je moet een goede positie aannemen. Hoe meer je vooraan in de groep zit, hoe dieper je in je beugel moet. Wat een goede positie is, verschilt naargelang de lichaamsbouw. Maar het is niet omdat je dieper in je stuurt kunt, dat je aerodynamischer zit. Dat is toch wel goed om weten. Alles heeft te maken met je frontale oppervlakte. Belangrijk is dat je zoveel mogelijk power kunt geven. Eigenlijk moet je werk al in de seizoensvoorbereiding beginnen.”