Op 9 juli won Marc Wauters de sprintersetappe in de Tour de France van Calais naar Antwerpen. Daags nadien zette de Lummenaar, een zeer gewaardeerd knecht, een ander sprintje in. Hij bleef het peloton voor om thuis in Lummen zijn volk te groeten. Die 2 dagen plaatsen de carrière van Wauters, alias ‘De Soldaat’, in een compleet ander daglicht.
Marc Wauters zijn leven speelt zich intussen af tussen de ploegleiderswagen van Lotto Soudal – 100 dagen per jaar – en zijn fulltime baan als wielertrainer op het Circuit van Zolder. Het is daar dat we hem met onze Horon van Yoepie! Camperverhuur opzochten voor een babbel en we hem ook eens peilden naar zijn bijnaam ‘De Soldaat’.
De leukste anekdote eerst dan maar! “Mijn 1e stage als profrenner gingen we naar Frankrijk met de ploeg. “Voor elke training stond ik 10 minuten te vroeg klaar, ik had ook gemillimeterd haar en bovendien was mijn koffer altijd netjes op orde – terwijl de meeste coureurs hun kleren van ver in hun valies zwieren. Daarom noemden ze me ‘De Soldaat’. December 1990 was het, en die bijnaam draag ik nog steeds.”
De traagste die wint
Wanneer zijn Tourzege van 2001 in Antwerpen ter sprake komt, denkt Wauters eerst aan de dag nadien, toen hij door Lummen reed in ‘le maillot jaune‘. “Dat was fantastisch, ja. Ik was als profrenner ook nog nooit door Lummen, mijn woonplaats toen, gereden. Daar op zich keek ik al naar uit.”
Wauters was als renner van Rabobank zonder verwachtingen naar die Tour getrokken, maar smijten zou hij zich wel. “De Tour is mensenmishandeling, je gaat tot aan het gaatje. En dat weken aan een stuk. Het is het grootste evenement van het jaar en je wil er elke keer bijzijn. Dat alleen al is een gevecht op zich, want een ploeg telt meer dan 25 renners en iedereen wil gaan. Dat ik in mijn carrière uiteindelijk 13 keer de Tour mocht rijden, betekent toch dat ik altijd mijn werk goed heb kunnen doen voor de ploeg”, zegt Wauters trots.
Die winst in Antwerpen, de 2e etappe in lijn, was er nochtans eentje voor sprinters. “Het stond al jaren vast dat daar een sprinter zou winnen”, gniffelt Wauters nog. “En in het kamp der Belgen werd natuurlijk Tom Steels naar voren geschoven. Maar plots stond ik daar op het podium. en een half uur later had ik het geel om m’n lenden. Ik had het nooit durven dromen. Ik, 1 van de traagsten van het peloton die de sprinters uit mijn wiel hield…. Ik was sowieso al geen echte winnaar. Het is enorm moeilijk om een koers te winnen, en dan win ik in de Tour. Én in België. Het verbaast me nog steeds.”
Geen plan
Een plannetje was er alvast niet, zelfs niet bij het teammanagement. “We hadden gene sprinter, noch een tactisch plan. Ik geloof dat Paul Van Hyfte vooruit ging rijden, waarna er een paar renners meegingen en mijn ploegmaat Erik Dekker me aanmaande om samen mee de koers hard te maken. Crédit agricole heeft toen bergen werk verzet voor Stuart O’Grady, maar wij moesten de koers openbreken. Demarreren ging niet, want Jens Voigt reed zó hard dat we alleen maar konden volgen.”
En toen zag Wauters plots de rode vod van de laatste kilometer wapperen. “Ik moest wel iets gaan doen”, lacht Wauters. “Ik heb aangezet en Arnaud Pretot van Festina is in mijn wiel gesprongen. Ik deed teken om over te nemen en hij deed dat, waardoor ik me kon positioneren om alleen weg te springen. Fantastisch dat ik het kon afmaken. Winnen alleen al was uniek voor een knecht. Dan kwam pas het besef dat ik ook geel zou krijgen én ‘s anderendaags door Lummen zou rijden. Een droomscenario. Sindsdien kende iedereen me als coureur.”