Rondje Spijkenisse was nog maar aan zijn 3e editie toe, maar is al goed op weg om een begrip te worden. ‘Laten we een streek zoeken waar een peloton honderden kilometers lang over verkeersluwe vlakke wegen aan hoge snelheden kan racen’, moeten ze bij organisator Count Me In gedacht hebben. Het Antwerpse wielerevenementenbureau koos Zeeland en Zuid-Holland en bood de keuze uit verschillende ‘waaiers’. Wij wilden eens zien of we de zwaarste zouden aankunnen. Is het ons gelukt?

29 wegkapiteins
230 km aan gemiddeld 34 km/u in een peloton van een 30-tal renners. Niet meteen voor een breed wielerpubliek weg gelegd, en toch waren er meer dan 1.000 inschrijvingen. Count Me In is dan ook in snel tempo bezig om met piekfijn georganiseerde wielerevenementen een aanzienlijk deel van de markt te bezetten.
“Er was zoveel interesse dat we helaas veel mensen hebben moeten weigeren en teleurstellen”, zegt Wies Jaspers van Count Me In. “Het was een geslaagde editie, mogelijk gemaakt door een team van 30 medewerkers en 29 wegkapiteins.”
Want er waren maar liefst 29 waaiers voorzien. Rondje Spijkenisse is bijna een fenomeen. Het ‘rondje’ is een heel grote ronde waarbij je de kans krijgt in pelotons te rijden. Elk peloton met een eigen richtsnelheid. Je kon kiezen tussen 34, 32, 30 en 28. We hadden in de waaier van 28 voor een rustig ritje kunnen gaan, maar aan dit evenement zouden we enkel deelnemen als het een echte uitdaging zou zijn.
We hadden raad gevraagd aan onze coach Felix Wyns van de Brusselse fietswinkel Coureur Brussels. We wilden weten hoe het zou zijn om in peloton te rijden, en of we in een peloton een gemiddelde van 34 zouden aankunnen. Zijn raad: de waaier van 34 kan je aan als je geen kop doet, je in de buik van het peloton blijft, en veel eet en drinkt op de fiets. We zouden het proberen en als we zouden lossen, zouden we bij een waaier van 32 aansluiten.

Aanklampen
Het was een dag voor het begin van de lente, maar van enig lenteweer was geen sprake. Het was bewolkt en ijskoud. De hele voormiddag zou de zon zijn best doen om door te breken. Maar daar konden de vroegste vogels niet op wachten. Om 6u30 stonden ze paraat aan de start in Kalmthout. De gratis koffie van Café Copain, de wafels à volonté en een 1e energiereep zorgden voor een welgekomen compensatie voor het, in onze ogen, ontiegelijk vroege uur. Maar de plicht riep snel. “De 1e waaier mag zich melden aan de start!”
Het was meteen aan ons. De eerste 82 km door Beveland, tot aan de 1e bevoorrading, reden we met de waaier van 34. Met de straffe jongens. Wegkapitein van dienst: Sieben Devalckeneer. Niet van de minste. Koerservaring én het Belgisch record ‘Everesting’ (zo snel mogelijk dezelfde heuvel op en af rijden om 8.000 hoogtemeters te halen) op zijn naam.
De eerste 40 km lukten aardig. Gewoon op groot verzet de trappers met sterk vermogen ronddraaien. De wind zat dan ook in de rug. Van zodra de rijrichting veranderde en de wind in de rechterzij blies, begonnen we zwaar af te zien. We zochten steevast dekking aan de linkerkant van de waaier, beschut achter een sliert renners. Maar we zakten te snel weg. De ene na de andere renner reed ons voorbij. Dat is fataal. Je flank staat open voor de wind, en je moet na elke bocht sprinten en enorm veel krachten verspelen om niet te lossen. Want eenmaal gelost, is het spel definitief uit.
Onze hartslag ging in het rood. We besloten om een enorme inspanning te doen om opnieuw in de buik van het peloton te geraken, weg van de gevaarlijke achterhoede, daar beschutting te zoeken tegen de wind, en dan een hoog vermogen te blijven trappen tot aan de bevoorrading. Dat lukte.


36 km/u
Aan de bevoorrading zagen we dat het gemiddelde bijna 36 km/u was geweest. “Vaak komen die sterkste mannen terug met een hoger gemiddelde dan de vooropgestelde richtsnelheid”, had Count Me In-‘kopman’ Wies Jaspers ons verteld. De renners begonnen te graaien in de reepjes, gelletjes, peperkoeken en bananen. Sommigen zochten een klein beetje warmte in de schuur van de boer, uit de ijzige oostenwind. Onze waaier vertrok, wij bleven.
Opgeladen en uitgerust vertrokken we 20 minuten later met de 1e waaier van 32. Dat voelde niet aan als een mislukking. Sport draait voor ons om: je grenzen opzoeken, en ze erkennen als je ze gevonden hebt. En later, geïnspireerd door geproefd te hebben van wat áchter de grens ligt, proberen om ze opnieuw te verleggen.
We probeerden het, en proefden van wat niet haalbaar bleek. De waaier van 32 zou nog een voldoende grote uitdaging blijken. Aanvankelijk voelde die waaier, na de geseling van de eerste 80 km, aan als een zondags ritje. Wonderbaarlijk. Op de 8 km-lange brug over de Oosterschelde en het stukje op het eiland Schouwen konden we zelfs ons deel van de koppositie doen. Maar we voelden snel dat deze positie géén zondagsritje toeliet. Dit was hard labeur.


Een peloton is een samenleving
Plots voelden we veel respect voor de renners die zich lang opofferden voor de groep om pal in de wind aan de kop te sleuren. We hadden dit nog nooit op deze manier ervaren, maar wat een verschil met de beschutte positie links van het pak, met de sliert renners als een muur tussen de wind en jezelf.
Er waren wel enkele renners die volgens ons hun rol te buiten gingen. Aan de kop rijden, betekent: het gemiddelde op peil houden zonder dat de renners achteraan telkens moeten sprinten en zich kapotrijden na elke bocht. Want als de kop van de sliert na elke bocht recht in de trappers hard optrekt, dan treedt het jojo-effect op: hoe verder achteraan, hoe langer jij traag rijdt na het afremmen voor de bocht terwijl de kop alweer op volle snelheid zit.
Als je dan achterop raakt, heeft dat niks te maken met je capaciteiten, maar met de voorhoede die zich antisociaal gedraagt. De manier waarop een peloton functioneert, lijkt op de bredere samenleving.


Flandrien-modus
Op km 114 verlieten we de provincie Zeeland en reden we het eiland Goeree-Overflakkee op, in de provincie Zuid-Holland. Daar begon het bovenop de ijzige oostenwind ook nog eens te regenen. Her en der gemompel in het peloton. Hier had niemand op gerekend.
Maar de knoppen werden snel omgedraaid en de snelheid ging niet omlaag. Racen over een nat wegdek brengt allerlei extra uitdagingen met zich mee: gladheid, verminderde remafstand, opspattend water van de renners voor je met voor ons een verminderd zicht (bril) en bevroren tenen (geen schoenovertrekken) tot gevolg.
Op zo’n gure momenten denk je ofwel ‘dit is niet meer leuk’, ofwel schakel je naar Flandrien-modus. Verstand op 0 en stoempen, genot en voldoening vinden in het afzien. Meestal duurt het niet lang vooraleer we in die modus terechtkomen.


Respect
Na de 2e bevoorrading was het nog maar 80 km, onder Rotterdam, langs Roosendaal terug naar Kalmthout. Die voelden aan als thuiskomen. We reden opnieuw in de windrichting en de zon kwam erdoor, wat zowaar voor een comfortabel fietsweertje zorgde.
Tijdens het wachten op de overzetboot in Spijkenisse waren 2 waaiers samengesmolten. We reden de hele tijd vooraan in een peloton van bijna 70 renners, met snelheden tot 40 km/u. Maar lang kop doen, was moeilijk. Vrij snel hakte de vermoeidheid erin. We voelden ons een beetje schuldig over ons beperkte kopwerk, maar er was best begrip voor.
We communiceerden duidelijk dat we geen kopwerk meer aankonden. Zulke duidelijke communicatie is een blijk van respect voor de renners die nog wel de capaciteiten hadden en ook moeite deden.


En zo vlogen 2 waaiers de Kalmthoutse Heide binnen. Aan de aankomst in Kleuterschool Den Heuvel wachtte pasta en een enorm gevoel van voldoening. Het was nog maar 15 uur en we hadden 230 km in de benen aan een gemiddelde snelheid van… 33km/u. Grenzen opgezocht, erkend en verlegd. Genoten van de prestatie. En het belangrijkste: geïnspireerd door de passie van anderen.
“Het was een geslaagde editie, ook al was het zwaar door de barre weersomstandigheden. Veel respect voor iedereen die finishte, ook voor de mensen die de minder lange afstand reden”, besluit Wies Jaspers.