Kim de Baat is een verrassende Belgische kampioene, Fien Van Eynde een even verrassende vice-kampioene. In een sprint met 7 legde de voormalige handbalspeelster uit Tessenderlo de duimen voor de ervaren renster van Plantur-Pura. Die zilveren medaille zadelde de kinesiste op met een dubbel gevoel: ontgoocheling, maar toch ook een beetje fier.
Mislukt voorjaar
Fien Van Eynde is nog een relatief nieuwe naam in het vrouwenwielrennen. Een 11e plaats in de slotrit van de Gracia Orlova, een rittenkoers in Tsjechië, was dit jaar haar beste resultaat. “Want ik heb een dramatisch 1e deel van het seizoen afgewerkt”, zucht de renster van IBCT, de ploeg van Ken Ilegems. “Ziek geworden en een coronabesmetting opgelopen waardoor ik zelfs 2 weken mijn fiets niet aanraakte. In het voorjaar heb ik slechts een 3-tal koersen kunnen rijden. Pas in de loop van de maand mei ben ik er echt bovenop geraakt.”
Dat resulteerde in een goeie finale op het BK in Middelkerke. “In het 1e wedstrijddeel kon ik vanuit het peloton toekijken, want ploegmakker Sara Van de Vel veroverde een plaatsje in een kopgroep van 4 waar Kim De Baat en Nathalie Bex nog naar toe sprongen”, gaat Van Eynde verder. “Eigenlijk zat ik toen te freewheelen in het peloton. Toen die kopgroep van 6 ingelopen was, kwamen er wat aanvallen van de eenzaten in het peloton. Van titelverdedigster Lotte Kopecky, van gewezen Belgisch kampioene Jesse Vandenbulcke ook. Voor hen was het moeilijk koersen. Terwijl ik de kat uit de boom kon kijken. Ook omdat ik met heel weinig verwachtingen aan de start van dit kampioenschap kwam. Omwille van de vlakke omloop, veel rechtdoor, een saai parcours.”
Lange sprint
Ondanks die instelling reed Fien Van Eynde een sterke finale. Ze reageerde fluks toen Kim De Baat, Fauve Bastiaenssen en de piepjonge Julie Hendrickx in de slotronde in de aanval gingen. “Toen ik Kim De Baat opnieuw zag vertrekken, dacht ik dat ze haar niet zouden laten rijden, want ze was al de hele tijd offensief aan het koersen”, verduidelijkt Van Eynde haar gedachtengang in de laatste ronde. “Toch sloeg dat trio een gaatje. Toen er gereageerd werd, volgde ik. In Westende zat ik op kop van het peloton. Toen ik omkeek was ik alleen. Lone Meertens kwam bij mij en samen reden we naar de kopgroep. Uit het niets sloot ook Alana Castrique nog aan, zodat we uiteindelijk met 7 de finale domineerden.”
Dat 7-tal stormde samen op de streep af. Na afloop besefte Fien Van Eynde dat ze niet de beste sprint had gereden. “Ik zat op kop, niet de meest ideale positie”, gaat ze verder. “Zowat iedereen passeerde mij. Gelukkig was het een lange sprint en stond de wind op de neus, waardoor ik toch nog een paar rensters kon remonteren. Maar Kim De Baat was veruit de snelste. Ze was ook de beste in koers. Deze Belgische titel heeft ze verdiend.”
Wat niet wegneemt dat Van Eynde haar ontgoocheling over de 2e plaats toonde. “Als je de finale haalt en kunt winnen, ben je als 2e teleurgesteld”, geeft ze toe. “Langs de andere kant is het altijd mooi om op een kampioenschap een medaille te veroveren. Vooral omdat ik nog niet zo lang koers. Dit is pas mijn 4e jaar, pas mijn 2e seizoen in het internationale peloton.”
1e proloog
Vorig jaar studeerde Fien Van Eynde als kinesitherapeute af. “Ik werk per week 25 tot 30 uur in een praktijk, vooral in de avonduren zodat ik in de voormiddag kan trainen”, verduidelijkt ze. “Voor ik begon te koersen, heb ik altijd handbal gespeeld. Door een achillespeesletsel ben ik eens een lange periode buiten strijd geweest. Toen dat letsel genezen, was had ik het moeilijk om bij het niveau van mijn ploeg aan te pikken. Ik stopte met handbal en begon te koersen.”
Veel ervaring heeft ze nog niet. In 2020 kon ze door de pandemie heel weinig wedstrijden betwisten. Deze week rijdt ze de Lotto Belgium Tour die dinsdag in Chimay met een proloog van start gaat. “Ik reed nog nooit een proloog, maar dat moet me beter liggen dan een langere tijdrit”, blikt Van Eynde vooruit. “De etappe van woensdag tussen Blankenberge en Dudzele is voor de sprinters, niets voor mij. Naar de slotrit met beklimmingen van Muur en Bosberg kijk ik wél uit.”