De inmiddels 49-jarige Debby Mansveld was in 2001 de 1e winnares van de Amstel Gold Race. In een zinderende sprint op de Maasboulevard klopte ze Miriam Melchers en Leontien Zijlaard-van Moorsel. De tegenwoordig in Zwitserland residerende Mansveld deed dat in een tijd dat het vrouwenwielrennen nog duidelijk ondergeschikt was aan dat van de mannen. “Het is mooi dat prijzengelden steeds vaker gelijk worden getrokken.”
Speciaal
“Natuurlijk is de Amstel Gold Race voor mij een speciale koers”, opent de van origine Drentse Debby Mansveld het gesprek. “Dat blijft het altijd. Het was de allereerste, dat maakt het extra leuk. Vorig jaar was het exact 20 jaar geleden en kreeg mijn overwinning hele veel aandacht. Ik word er graag aan herinnerd. Het is 1 van mijn mooiste overwinningen, naast mijn zeges in de Holland Ladies Tour, de Giro en de Tour.”
“Niemand verwachtte het van mij dat jaar”, vervolgt ze. “Ik was meer een échte sprintster, normaal gesproken ben je dan niet direct favoriet in een koers als de Amstel. Maar ik had me in het geniep specifiek voorbereid en dat loonde uiteindelijk.” Overigens had Mansveld die dag het geluk aan haar zijde. “Toen ik over de streep in Maastricht kwam, liep mijn voorband leeg. Gelukkig reed ik op tubes en had ik een leegloper. Het 1e wat ik dacht was: ‘oef, ik heb geluk gehad’. Als de finish 1 km verder had gelegen, had ik waarschijnlijk nooit kunnen sprinten.”
Wat haar overwinning extra glans gaf, was de strijd om de winst met Miriam Melchers en Leontien van Moorsel, op dat moment de Nederlandse top in het wielrennen. “Dat jaar voordien ben ik op een mindere manier weggegaan bij Team Farm Frites – Hartol (de ploeg van Van Moorsel, red), al zou ik het geen ruzie mogen noemen. Eenmaal bij Vlaanderen – T-Interim Ladies reed mijn oude ploeg vooral tégen mij. Ik was redelijk snel, vandaar. Niemand van hen wilde in principe met mij naar de streep rijden. Ik stond er in de finale van de Amstel Gold Race alleen voor. Dan is het toch wel lekker om ze daar te kloppen.”
Jaloezie
Overigens zorgde de Amstel Gold Race dat jaar voor een hoogdag in Drenthe. Nadat Mansveld dus zegevierde bij de vrouwen, won Erik Dekker later op de dag bij de mannen. “Een Drents feestje”, noemt ze het. “We zijn allebei van dezelfde streek en dezelfde lichting.”
“Er was wel publiek die dag, hoor, maar dat kwam vooral voor de mannen, die later koersten. Het wielrennen voor vrouwen leefde toen niet zoals het nu doet. Als ik vandaag de dag naar de koers voor vrouwen kijk, maakt me dat wel jaloers. De hoeveelheid koersen, de aandacht van het publiek, de media, enzovoort. Dat is een hele stap vooruit in vergelijking met toen ik koerste. Daar kijk ik wel met enige afgunst naar ja”, lacht ze.
“Wij kregen helemaal geen aandacht in die tijd. Ik kan me niet herinneren dat we toen op televisie zijn geweest. Het is natuurlijk fantastisch dat die stappen gezet zijn, maar wij wilden dat in die tijd ook graag. Alle grote wedstrijden worden tegenwoordig uitgezonden, wij kwamen nooit in beeld. De meesten rijden ook niet langer voor een broek en een trui. Gelukkig maar.”
Talenten in de dop
Dat laatste werd afgelopen week weer meer dan duidelijk. In navolging van andere koersen trok ook de Amstel Gold Race haar prijzengelden voor vrouwen gelijk met dat van de mannen. Iets dat de Drentse kan bekoren, al kijkt ze er met enige jaloezie naar. “Volledig terecht”, aldus Mansveld. “We moeten er tenslotte evenveel voor doen als de mannen. Ik hoor wel eens van die geluiden dat de ‘mannen meer kilometers malen dan de vrouwen’, maar dat is onzin. Ook de wedstrijden bij de vrouwen worden steeds langer en gaan richting de afstanden bij de mannen. Die zijn echt enorm opgetrokken in vergelijking met vroeger.”
Zelf fietsen doet Mansveld tegenwoordig ook nog. “Ik moet wel”, lacht ze. “Ik heb 3 kinderen die fietsen, dus ik moet trainen om ze bij te blijven. Al moet ik daarbij zeggen dat ik meer een mooi weerfietser ben geworden. Het wordt steeds lastiger om ze bij te houden. Ik word steeds ouder en zij worden steeds sterker. Het is hier ook nooit vlak.”
”Van mij hoeven ze niet, al vind ik het echt heel leuk dat ze allemaal fietsen. Ze hebben de wielergenen van mama. Of ze aanleg hebben, is echter moeilijk te zeggen. De laatste jaren hebben ze amper kunnen koersen. Ach ja, zolang ze het maar leuk vinden”, besluit ze geheel terecht.