Euforisch was ik. Het vrouwenwielrennen is eindelijk populair, toch? Live op televisie, meer en meer aandacht in de media. Meer en meer sponsors, nietwaar meneer Coucke?
Van die geweldige evolutie, die nieuwe sfeer wou ik proeven. In voorbereiding op mijn wegseizoen besloot ik af te zakken naar de Druivencross in Overijse. Wat Stybar kan, kan ik ook. Dacht ik. Vol goede moed, gezonde stress en vol goesting stond ik aan de startstreep. “And last but not least: het nummer 14, Mieke Docx!”
Het fluitsignaal werd gegeven. Als 19-jarig meisje probeerde ik tussen ‘de grote madammen’ mee te spartelen richting eerste bocht. Concurrenten? Nee, het zijn voorbeelden, vrouwen waar ik naar opkijk. Maar al snel zakte de moed in mijn schoenen.
“Die zou beter afstappen.”
“Ha, hoeveel keer gaat die gedubbeld worden?”
“Allez maske, ge moet wel trappen, hé!”
Het vrouwenwielrennen was eindelijk populair, toch? Waarom hadden ze dan commentaar? Waarom lachten ze me dan vierkant uit in het gezicht? Deed ik mijn best niet?
Een veldrijdster moet hard zijn. Want wie van hen heeft nog nooit zo’n commentaar naar het hoofd geslingerd gekregen? Erop ingaan heeft geen zin. Want wat kennen zij er nu van? Ze verpesten alleen de prachtige sfeer die een gezellige cross tussen het volk zo typeert.
In een peloton op de weg heb je dat niet zo. Dan rijden we te snel om de achterna geroepen beledigingen te horen. Ja, je leest het goed, ook vrouwen kunnen een stukje fietsen. Maar daar heb je die typerende sfeer van een cross dan ook weer niet. Daar moet je de supporters gaan zoeken langs de kant. Het zijn twee verschillende werelden, maar allebei prachtig op hun eigen manier.
Jammer dat er een paar rotte appels tussen zitten die dit nog steeds niet willen inzien. Ik schrok me dan ook rot toen ik zag hoeveel mensen om iets voor drieën nog toestroomden met hun toegangskaart geklemd in de hand. Een dikke rij stond aan te schuiven om voor de eerste keer de goddelijke grond van de cross te betreden. ‘De cross is bijna gedaan hoor’, wou ik zeggen. Maar ik zweeg.
Gelukkig zijn die paar rotte appels zeldzaam, en dat mogen ze ook blijven. Want wat een aanmoedigingen heb ik gekregen. Even voelde ik me zelfs Sven Nys. Hoewel het voor geen meter meer liep, werd ik vooruitgeschreeuwd. Bij elke bocht toverden toeschouwers een glimlach op mijn gezicht, toeschouwers die wel in het vrouwenwielrennen geloven. Die toeschouwers die wel respect hebben voor elke vrouw duwden die negatievelingen naar de achtergrond.
Daar ben ik dan ook erg dankbaar voor. Dankbaar dat ik die geweldige vrouwenwereld kan delen met jullie. We zijn op de goede weg.
Euforisch was ik. Het vrouwenwielrennen is eindelijk populair, toch?
Fotomateriaal: Bart Raeymaekers