“Ik wil sterven als ik 100 ben, met de Amerikaanse vlag op mijn rug en de Texaanse ster op mijn rennershelm, na op mijn fiets een alp te zijn afgedenderd met een snelheid van 120 kilometer per uur.” De 38 woorden die mijn 13-jarige zelf voor het eerst in jaren spontaan las. Zonder enige verplichting van mijn niet zo favoriete leerkracht. Die van Nederlands. Die je altijd vraagt een boek te lezen en erover te spreken. De nachtmerrie van de puber in mij.
Grammatica en spelling. Daar was ik voor te vinden. Toen dat jaarlijkse moment der besprekingen kwam, was ik maar wat blij dat ik net mijn eerste koersboek gelezen had. Perfecte timing van Mevrouw Jongen in het tweede jaar aan de Onze-Lieve-Vrouwehumaniora in Tongeren. Ze vond mijn enthousiasme goed. Het gekozen boek net iets minder. Geen hoogstaande literatuur.
Had ze toen geweten hoe de koersboekenverslaving me bij de keel zou grijpen, was ze misschien net iets minder vrijgevig geweest met de punten. En had ze me beschermd tegen dat geobsedeerde deel van mijn persoonlijkheid. Helaas, het kwaad is geschied. Mijn kerstlijstje staat jaarlijks vol titels en auteurs. En dat allemaal door het boek van Lance. Hij. Die mijn wielerpassie het eerste leven inblies.
Neef Ben liet me kennismaken met zijn verhaal. En zijn verhaal liet me kennismaken met de koers. Coup de foudre. Ik was tot over mijn oren verliefd. Op een sportheld. Die mij nooit meer zou loslaten. Bewonderend keek ik naar je ‘over the top’ Amerikaanse interviews. De stemmen in de realiteit waarschuwden me voor een teleurstelling. Die zo verdomd pijnlijk bleek te zijn.
“Ik begrijp nu hoe groot mijn verraad was. Vooral tegenover de mensen die me altijd hebben verdedigd.” Zo klink je vandaag in The Times.
Klopt, Lance. Maar of je het helemaal begrijpt? Voor de volle honderd procent? Daarvoor zal je eerst moeten vallen voor een sportheld zoals ik en zo vele anderen dat deden. Dan pas kan je beseffen hoe hard je verraad ons in het gezicht sloeg. Ondanks het feit dat ik er nog steeds van overtuigd ben dat je de straf van een volledige generatie in je nek gegooid hebt gekregen. Trop is trop. Dat verdiende je niet. Hoewel je me even deed twijfelen aan de sport waar ik zo van houd.
Even. Ze zeggen dat liefde die sterk genoeg is alles overwint. Ik was boos. Mama bleef vragen hoe ik me voelde. Of het wel ging. Ik schreef een blog. Omdat ik er niet over kon praten. Als je hart op de grond valt en degene die je lief hebt erop trapt, dan ben je een wrak. Ik? Ik niet. Ik werd emotieloos. Ik wist even niet meer wat te denken. Ik zag je in gedachten op Luz Ardiden van je trapper vliegen en er daarna keihard vandoor gaan. Gelogen. Ik zag je in 2004 Andreas Klöden op de streep wippen. Verraden.
Die blog? Die las ik uiteindelijk voor. Aan de mama. En ik kwam bij de woorden: “I was a true believer”. En toen ging ik huilen. Plots. Toen wist mama dat ik die coup de foudre en het bedrog een plaats had kunnen geven. Dat ik klaar was om de koers lief te hebben zonder pijn te moeten voelen. Ik staarde naar de talrijke boeken die ik ondertussen in mijn kast verzameld had. Een meerderheid over jou. En ik wilde ze een tijd lang niet meer aanraken.
Ik vulde mijn kast met nieuw materiaal. En val af en toe nog steeds naïef en als een blok voor een renner. Voorzichtigheid kwam in mijn leven. De boeken vertalen mijn liefde voor de fiets. Mijn koffer kwam dit weekend terug uit Londen. Inclusief vier Engelstalige nieuwe liefdes in mijn leven. Maar, om eerlij-k te zijn. Er is maar één boek in heel dat rek dat iedere maand door mijn handen gaat. Om de eerste pagina te lezen. “Ik wil sterven als ik 100 ben…” Een coup de foudre vergeet je nooit. Liefde maakt voor eeuwig blind.