Toegegeven: stiekem was ik blij dat ik zondag nog wat slaap in te halen had. Zonder de cross een blik te gunnen. Nieuwjaar was met een feestje op 31 december, een vroege werkdag én feestje op 1 januari nogal pittig geweest. De grote mannen stonden niet aan de start in Leuven. Of Heverlee. Of welke kazerne dan ook. Als zij hun goesting aan de kant mochten schuiven, dan mocht ik dat toch ook wel?
Zuidwaarts trekken nu de asfaltstrijders. En vermits de crossers niet present tekenden, dwaalden m’n gedachten af naar de wegrenner op zoek naar de voorjaarsvorm. Tja, mijn aandacht is snel met de wind in een andere richting geblazen. Een verre richting zelfs. Australië. Caleb Ewan. Hij. Die in de Vuelta toonde waar ik al zo lang op zat te wachten. Sinds die veelbelovende woorden van José De Cauwer. Die me toen al deden watertanden. Zonder hem ooit aan het werk gezien te hebben.
Naast de titel die kopt dat Ewan het nieuwe jaar winnend inzet, doemen de zo voorspelbare berichten van het veldrijden op. Voorspelbaar en dus saai. Verder dan een titel ben ik bijna niet meer geneigd te lezen*. Verschillende stemmen. Die exact hetzelfde zeggen. Wie ziet daar de fun nog van in? Iedereen gelooft in het saaie BK dat al die titels boven de – nieuwswaardige – artikels promoten.
*Bijna… Ik heb ze nog steeds gelezen…
Focus ik dan misschien liever op de pornosnor die de ridders van de macadam verlaat? Nu heb ik jullie aandacht! Heer Serpa heeft erom gevraagd om op die manier herinnerd te worden. Tja. Als je de geschiedenisboeken niet in kan als veelwinnaar, dan kan je het beter anders proberen. Meneer met de late-night-movie-snor kon wel degelijk een stukje met de fiets rijden. Voor zij die ondertussen te ver van de essentie van deze column wegdobberen.
Die essentie? De zogeheten ‘eentonigheid’ van dit veldritseizoen. Die toch weer steeds onze krantenkoppen vult en ook de inhoud van dit schrijfsel vult. Dat u trouwens nog steeds zit te lezen*. Ondertussen licht gefrustreerd geraakt over mijn gelijk. Maar diep vanbinnen waarschijnlijk toch hunkerend naar zondag. Stel dat… wat in de kranten staat helemaal niet klopt?!
Net zoals ik…
Ha, nog zoiets. De Terpstra’s en Jungelsen van deze wereld. Die plots zo hard op elkaar lijken en alleen verschillen in het soort wasverzachter dat hun trui zo fris doet ruiken. Nu al trucjes bedenkend om de twee ploegmaats toch van elkaar te onderscheiden. In een peloton van 200. Al een geluk dat cross een relatief nationale aangelegenheid is. Een wereldkampioen, Belgisch kampioen en hier en daar een verloren gelopen buur. Dat redden we wel. Einde van die gedachtegang. Het dode spoor. De cross. Een charme?
Ohja, voor wie de ondertoon van deze column miste en helemaal het verkeerde spoor op dwarrelde: ik hou van het moddergeploeter. Ik kijk zondag naar Lille, want ik ben verliefd op zandvreters. En ik zag Toon Aerts winnen. Meer nog. Ik was blij dat ik mijn middagdutje zonder pardon en met fierheid uit mijn namiddagschema kegelde. Hij smeet zich en plakte mijn gedachten vol redenen waarom ik wél van het veld hou.
Heimwee naar de weg? Ja. Maar het veld raakt me nog steeds. Pure emotie. Bedankt, Toon.
Fotomateriaal: Davy De Blieck.