Lindsay De Vylder is een van de grootste pistetalenten dat ons land rijk is. De neoprof van Sport Vlaanderen-Baloise zette die stelling vorige week extra kracht bij met een zilveren medaille in het omnium in de Wereldbekermanche te Cali. Zijn grote doel, op termijn? Dat nummertje overdoen op de Olympische Spelen van Tokio in 2020, al beseft de 21-jarige De Vylder zelf als geen ander dat hij nog een bijzondere lange weg te gaan heeft.
De Vylder maakte afgelopen week indruk in Cali. Naast een 8e plek op de scratch, een 6e plaats in de afvalling en plekje 3 in de puntenkoers, wist hij het nieuwste nummer – de temporace – naar zijn hand te zetten. Goed voor een eindtotaal van 107 punten, ruim 20 minder dan de Australiër Sam Welsford. “Dat moet het hoogtepunt in mijn prille carrière zijn”, vindt het 21-jarige talent. “Ik heb vroeger al wel het EK omnium gewonnen bij de junioren, maar dit doet meer deugd. Het is de bevestiging dat ik het wél kan, op internationaal niveau.”
Sinds eind vorig jaar kent het omnium een nieuw opzet. De tijdritnummers zijn geschrapt, in de plaats moeten de pistiers aan de bak in de zogenaamde temporace. Een nummer dat De Vylder blijkbaar goed ligt. “Het is een kwestie van de juiste tactiek te vinden, je moet durven gokken en het in het begin een beetje laten varen, om aan het einde toe te slaan. Dat vind ik daar juist leuk aan. Wat mij betreft is dat nieuwe omnium, ondanks de kritiek, dus zeker een verbetering. Al is dat misschien ook omdat die nummers tegen de klok mijn ding niet waren.”
Van nachtmerrie naar droom
Je land vertegenwoordigen op een internationaal evenement, dat is natuurlijk een hele eer. Mag bondscoach Peter Pieters De Vylder voortaan vaker oproepen voor zulke opdrachten? “Ik mag hopen van wel, als die kansen blijven komen, dan geef ik het beste van mezelf. Maar geselecteerd worden is niet evident. Het is een feit dat we met een sterke lichting Belgische pistiers zitten. Kenny De Ketele en Moreno De Pauw zijn natuurlijk vaste waarden, maar daar komen nu onder andere Robbe Ghys, Gerben Thijssen en ikzelf bij.”
De Vylder heeft voorlopig misschien wel een streepje voor op zijn leeftijdsgenoten. Zo reed hij vorig seizoen nog een uitmuntende Zesdaagse van Gent aan de zijde van de ervaren Duitser Leif Lampater. “Een droom van een partner, die me enorm veel heeft geleerd”, aldus De Vylder. “Bij mijn eerste deelname, met David Muntaner, werd ik meer aan mijn lot overgelaten, terwijl Lampater echt de lijnen uittekende, zei wanneer ik moest gaan, wie ik moest volgen. Ik moest enkel doen wat hij zei, om uiteindelijk op die 5e plek te stranden na 6 dagen in ‘t Kuipke.”
“Maar wat mij vooral blij maakte: er was veel progressie te merken ten opzichte van het jaar ervoor. Toen was het nog eerder een nachtmerrie, een marteling. Elke dag afzien van begin tot eind, bij elke versnelling zat ik meteen à bloc. Dit jaar was ik een pak sterker, misschien vooral door het feit dat ik intussen ben afgestudeerd en dus meer tijd heb voor het koersen zelf. En als je sterker bent, dan kun je ook meer je momenten nemen om te genieten van je prestaties en de sfeer. Pas op, het was nog steeds afzien, maar op een andere manier.”
Ook presteren in wegploeg
Sinds dit jaar is De Vylder ook prof bij Sport Vlaanderen-Baloise. De voorbode van het zoveelste pistetalent dat op vroege leeftijd naar de weg overstapt? “Zeker niet, ik ben met de piste opgegroeid en zal het altijd graag blijven doen. Voorlopig staat alles in het teken van Tokio 2020. Daar zou ik enorm graag naar toe gaan voor het omnium, maar het is nog zo ver weg. Zoals gezegd zitten we met een sterke lichting, en dus zijn er genoeg renners die ervoor zullen vechten om te gaan. Mocht de kans zich voordoen, dan wil ik er een doel van maken.”
Dat wil niet zeggen dat De Vylder de weg intussen links laat liggen. “Na het WK in Hongkong sluit ik mijn baanseizoen af. Dan ga ik mij even volop op de weg richten, om vanaf de zomer de weg en de piste weer te combineren. Het is nog even zoeken welk type renner ik ben op de weg. Bij de beloften was ik vaak snel in een kleine groep, na een lastige koers met wat heuvels van 4 minuten. Bij de profs kan mijn snelheid ook een troef zijn, maar ik besef dat het niveau hoog ligt. Natuurlijk krijg ik wel wat krediet, maar ik wil mezelf zo graag bewijzen.”
Fotomateriaal: Sport Vlaanderen-Baloise/ Tim De Waele