Ze zaten met z’n 2’en aan de toog. De ene coureur. De ander… Ja, wat deed die andere eigenlijk? Het was een Nederlander, dat hoorde je aan z’n Engels. Niet dat dat slecht was, je hoorde het gewoon. Een niet-moedertaal accent. Hij leek wel een journalist. Tot ze samen een videootje keken en rustig verder keuvelden. En lachten. Nee, hij was geen journalist. Daar was hun gesprek te informeel voor. Maar wie was hij dan wel?
Ik ben nieuwsgierig van aard. Maar niet zo nieuwsgierig dat ik op Manuel Quinziato af stap en hem vraag wie z’n gesprekspartner in godsnaam is. Ik blijf liever vanop een afstand staren. Misschien is dat een minder charmante eigenschap. Ik val hen tenminste niet lastig. In m’n hoofd draait het rad rond. Langzaam. Ik denk en ik zie een fiets. Wie is dat toch?
Die ogen komen me bekend voor. Die baard minder. Het lichaam is mager, maar niet zo mager als dat van een professionele coureur. Iets meer mens, iets minder halfgod. Hij was coureur geweest. Hij was renner geweest. Hij was ooit een collega van de man die naast hem zit. Hij geeft nu ongetwijfeld goede raad door. Over hoe je het einde van zo’n carrière best aanpakt. Wil je niet eindigen als een patatzak die 10 kilo te zwaar staat.
Master rechten
Manuel Quinziato kijkt en luistert. Hij is klaar om te stoppen. Te stoppen met een leven dat heel lang de normaalste zaak van de wereld was. Ver van huis. Altijd onderweg. En nu komt het kantelpunt. Binnenkort gaat de fiets aan de kant en opent een nieuwe deur. Hij zal wel geen schrik hebben van het zwarte gat. Met die master in de rechten onder de arm, zal Quinziato wel op z’n pootjes terecht komen. Ergens. Waar het net zo goed voelt.
Soms vraag ik me toch af hoe groot die aanpassing moet zijn. Of die overgang niet onwaarschijnlijk beangstigend is. Dat kan haast niet anders. Die jongens komen uit een wereld die anders is dan de gewone werkcultuur. Ze komen uit een wereld die een wereld op zichzelf is. Ze komen uit een wereld waar mensen naar hen opkijken. Ze komen uit een situatie waar hun job tegelijk hun hobby was.
Ze gaan naar een wereld waarin ze opnieuw in de grote hoop terecht komen. Niet meer geselecteerd voor een unieke club die door anderen aanbeden wordt. Terug een van de gewone jongens. Terwijl ze dat eigenlijk altijd waren, en toch ook niet. Hun leven wordt nu alledaags. Net als dat van de buurman. Hun hoofd moet rust vinden in een nieuwe omgeving.
Metamorfose
Maar vooral. Hun lichaam krijgt een metamorfose. Hun spieren zoeken hun weg in een nieuw gedaante. Ze maken kennis met vetpercentages waar ze eerder bij huiverden. Ze eten sneller waar ze zin in hebben. Ze drinken op meer regelmatige basis een glaasje. Ze leven bourgondischer en kijken naar de 2-wieler die hen nooit helemaal los zal laten.
Ze babbelen waarschijnlijk over de zondagse ritjes die gezellig zijn, zonder enige vorm van druk. En ze babbelen ongetwijfeld over de koers. Een onderwerp dat nooit uit hun leven zal verdwijnen. Omdat die band hen nu eenmaal voor eeuwig en altijd verbindt. Of ze nu nog koersen of niet. Ze dragen een onzichtbaar kenteken van die exclusieve club waartoe ze behoorden.
Plots zie ik een flits van de renner die hij was.
Karsten Kroon.
Enfin, dat denk ik toch.
Ik ben nog altijd niet zeker.