De woorden van Christophe Vandegoor omschreven de valpartij. Terwijl ik aan 120 per uur over de snelweg naar huis sjeesde. In de hoop op tijd te zijn voor de ultimi chilometri. Ik kreeg de neiging om m’n ogen dicht te doen. Best niet, dacht ik op tijd. Ik volgde de witte stippenlijn in het midden. Terwijl de woorden van de radiostem de adrenaline in mijn lichaam opzweepten. Doeme, weer Cavendish!
Toen ik thuis uit m’n wagen sprong, zonder handtas maar met sleutel van de deur al in de aanslag, was ik even niet meer bezig met de Brit. Wel wist ik dat Nibali zich als een steen naar beneden aan het gooien was. De eerste vraag die ik welgeteld 10 seconden later stelde aan de bende in de living: hoe is het met Nibali? Ik keek naar het scherm en zag hem. Alleen. Omkijkend. Winnend.
Auguri!
Een Italiaan wint Milaan-Sanremo. Dat moest een Italiaans casino worden in de straten van Sanremo. Ik probeerde te genieten van de sfeer, van het gejoel, van het gewriemel in beeld. Tot papa prompt ging terugspoelen. Euh, wat is hiervan de bedoeling? Ik was nog altijd Nibali aan het bewonderen. Een ronderenner had zonet de Primavera gewonnen…
Hij zei me dat hij even de valpartij van Cavendish zou laten zien. Die was blijkbaar indrukwekkender dan de 1e zinnen van een winnaar. Ja, hij was op een verkeerseilandje gebotst. Hij had een koprol gedaan. Het was een stevige tuimelperte. Zoveel had de radiostem van m’n Sporza-collega me wel duidelijk gemaakt. Maar, bedacht ik me als jarenlange koersliefhebber, zoiets hadden we toch wel al vaker gezien? Wat was aan die valpartij zo spectaculair dat ze anders was en dat ze mogelijks het 1e live interview van de winnaar naar de achtergrond mocht dringen?
Papa liet me uitrazen en knikte met z’n hoofd naar het scherm. Ik moest gewoon kijken. Ze was niet per se anders. Ze was gewoon vreselijk. Zoals zo vaak. De hapering. De ingebeelde piepende remmen. De koprol. En uiteindelijk de slag van het lichaam tegen het asfalt. Wow. De herhaling met half dichtgeknepen ogen bekijken. Oef, geen tanden kwijt. Maar wat was dat een smak. De adrenaline van in de auto, maakte plaats voor de rilling van paniek.
Renners vallen. Ja. Dat is de normaalste zaak in het peloton. Maar vaak is het met ingehouden adem dat we naar een rollende mens op beton kijken. Die amper met een lapje stof z’n lichaam bedekt. Met armen en knieën die bloot over de grond schuren. Een hoofd waarvan de klap opgevangen wordt door een helm. Die achteraf soms gebroken blijkt te zijn. Het gevaar van de wielersport, vervat in 5 luttele seconden. De tijd die nodig is om een scenario van succes in horror te doen veranderen.
Op de fiets. Naast de fiets. Zo snel gaat het.
Oef, die arm beweegt. Het lichaam kronkelt. Pfoe. Het ziet er erger uit dan het is. Enfin, dat denk je dan. Vooral, dat hoop je dan. Over Cavendish toen nog geen nieuws. Maar wel over het niveau van het Engels van de winnaar. Dat was een beetje triest. Niet voor ons. Wel voor Nibali. Die jongen had ongetwijfeld veel emoties die hij kwijt wilde. Maar niet verwoord kreeg. Terwijl die journalist na zijn ‘one question in English’ nog 3 vragen in zijn niet-moedertaal stelde. Hij zat misschien ook met Cavendish in z’n hoofd en liet het Engels niet los.
Als de adrenaline zakt en de nieuwsberichten binnenstromen, ken je pas de gevolgen van de tuimelperte. Een gebroken rib en gescheurde enkelligamenten. Het kon ongetwijfeld erger. Misschien deed hij wél z’n ogen dicht, nam de adrenaline het over en rolde hij zich instinctief in een beschermende positie.
En anders, had hij gewoon heel veel geluk.