Parijs-Roubaix ligt alweer ver achter ons, maar deze Helleklassieker blijft eigenlijk het hele jaar door een heerlijk gespreksonderwerp. Lannoo bracht trouwens een boek uit van auteur Raoul De Groote met een hele resem historische verhalen die zich afspelen en afspeelden tussen Compiègne en de legendarische velodroom in het Parc des Sports in Roubaix. Wij pikten er het geweldige verhaal van Charles Meunier uit.
Bij de jeugd en bij de onafhankelijken, zoals de niet-beroepsrenners in zijn tijd werden genoemd, viel Charles Meunier (Gilly, 18 juni 1903 – Montignies-sur-Sambre, 17 februari 1971) op. Hij won 2 keer het kampioenschap van Henegouwen, de Grote Prijs van Brussel en de Omloop van Luik. Maar de verwachtingen die dat creëerde, maakte hij bij de profs niet volledig waar. In 1926 besloot hij zijn bestaan als mijnwerker op te geven om profrenner te worden.
Een jaar later werd hij 75e in Parijs-Roubaix en liet niets vermoeden dat hij een potentiële winnaar was. Maar dat veranderde in 1928, toen hij 3e werd na André Leducq en Georges Ronsse. Het leverde hem meer aanzien op in zijn ploeg: hij mocht het jaar daarop als meesterknecht Ronsse aan de overwinning proberen te helpen.
Maar het liep anders af.
Op de piste in het Stade Amédée-Prouvost in Wattrelos, waar de aankomst van Parijs-Roubaix in 1929 lag, kwamen Ronsse en Aimé Déolet 50 meter voor de streep op de assige ondergrond ten val, waardoor Meunier als knecht en 3e medevluchter tot zijn verbazing de overwinning kon pakken.
Het zou het enige hoogtepunt in zijn profcarrière blijven. Nadat hij in 1931 nog eens 31e was geworden, keerde Charles Meunier terug naar vanwaar hij gekomen was: de mijn.
Dit lijvige boek met Belgische verhalen uit de geschiedenis van Parijs-Roubaix is een klepper van bijna 300 pagina’s. Op onze boekenplank staat hij al!