Vol consternatie zat ik afgelopen week na de elitetijdrit naar Remco te staren, bijna lachwekkend geprangd tussen 2 bomen van kerels, maar wel met Europees goud rond z’n nek. Een ‘menneke’, een ‘ventje’, een ‘jochie’. Een snotneus met acne en Justin Bieber-haar.
Guitigheid en babyvet. Strakke spieren en ultra strong haargel. Ergens tussen kindertijd en maturiteit. Bijna zo schattig als een babypanda of 2. Tot Remco op z’n fiets zit. Trappend verandert de puppy in een gevaarlijke bloedhond.
Kotleven
Op mijn 19e had ik net de geneugten van het vrije kot- en stadsleven ontdekt en verkend. Mijn prestaties beperkten zich bescheiden tot de 1e les van de dag halen na een nacht vol pintjes en zonder slaap; tot 1e zit halen zonder me een depressie te blokken. Woekerend met mijn lijf en gezondheid exploreerde ik de stad en de wereld.
Deze jongen is 5 jaar ouder dan mijn eerstgeborene, een huiselijke sprinkhaan die nooit zonder z’n eekhoornkussen slaapt en mij 5 keer per dag platknuffelt. Deze jongen fietst ervaren 30’ers naar huis alsof dat heel gewoon is. Je kijkt ernaar en bedenkt dat het eigenlijk niet kan. Maar, ja. We hebben dit jaar al zo vaak gedacht dat iets niet kon om het vervolgens te zien gebeuren.
Verwachtingen
Het mooiste was niet de prestatie op zich, hoe indrukwekkend ook. Wat mij van slag bracht, was de waterval aan opgehoopte tranen die hem en ons allen overvielen. Je zal maar 19 zijn, 2 jonge collega’s verliezen in een jaar tijd, evenveel gezeik en kritiek als ongebreidelde lof slikken en vervolgens jezelf en de rest van de wereld keer op keer met verstomming slaan. Een mens zou voor minder janken. Dat Remco won, was bijzonder. Dat het menneke zo onbedaarlijk moet huilen om te veel dode vrienden, te veel ongepland succes en een hogedrukketel vol verwachtingen, het maakte van het menneke een echte mens, van het wonderkind een held.
Wonderkinderen op de fiets stemmen mij bezorgd. Ik zou hun moeder niet willen zijn. Daar staat je kind, de blik der natie vol adoratie, scepsis en afgunst op hem gericht, ongewapend tegen duizelingwekkende verwachtingen en vlijmscherpe kritiek. Je probeert niet te denken aan haarspeldbochten, steile afdalingen en een gevarieerd spectrum aan betonnen en stalen wegobstakels, aan veel tekorte of fout gelopen rennerslevens, aan de tol van de roem.
Als ie….
“Als ie maar geen voetballer wordt”, zong Boudewijn De Groot. Boudewijn vergiste zich. Het had natuurlijk “Als ie maar geen wielrenner wordt” moeten zijn. Geen stiel zo hard, zo gevaarlijk, zo meedogenloos als fietsen. Boudewijn kende duidelijk niks van koers.
Terwijl ik naar het ‘menneke’, het ‘jochie’ keek, bad ik de wielergoden om over hem te waken. Een wanhoopsdaad, gezien de onachtzaamheid van de wielergoden, die jonge renners verlammen of laten sterven zonder genade.
Talent beschermt je niet, houdt het noodlot niet tegen. Talent is even verraderlijk diep als duizelingwekkend hoog. Een pad dat door de bergen slingert, instagramwaardig mooi, maar dodelijk als je even niet oplet.
Wees voorzichtig, menneke.