De markt van wielen voor racefietsen wordt steeds groter en het aanbod ruimer en gediversifieerder. Om de juiste band te kiezen voor je fietstocht, cyclo of koers kan je meestal wat achtergrondkennis gebruiken. Welke facetten spelen een rol en waar moet je precies op letten? Wij legden ons oor te luister bij Piet van der Velde van ERE Research.
Je hebt 3 soorten Genus-wielen. Voor welke waarden staan zij en wat zijn de onderlinge praktische verschillen?
Piet van der Velde: “De 3 Genus-wielen hebben een verschillende hoogte in de velg om fietsers een de keuze te geven naargelang het type koers of cyclo ze gaan rijden. De Genus SL30 heeft een velghoogte van 30mm. Deze velg heeft een laag gewicht voor het koersen bergop, maar daarom ook een hoge dempingsgraad voor het koersen over steentjes en ander slecht wegdek. De Genus GC45 heeft daarentegen een iets hogere 46mm-velg die meer voor algemeen klassiek gebruik geschikt is. Dit wiel heeft een betere aerodynamische vorm voor open en winderige secties, maar ook voldoende stijfheid voor het echte beulwerk. De Genus AE65 wielset is echt voor meer aerodynamisch gebruik gezien zijn maximale aerovorm en lage CW-waarde. Ook bij sterkere windvlagen blijft het wiel stabiel, dus ideaal voor een rit in lijn op betere wegen, een tijdrit of triatlon.”
Wat is het grote verschil met de ERE Omnia-wielen?
Piet van der Velde: “Het verschil tussen de Genus- en de Omnia-wielen zijn van economiche aard. Om dit wielsetje bereikbaar te maken voor iedere gebruiker, heeft de Omnia dezelfde velg als de Genus, maar we gebruiken hier iets zwaardere spaken en een navenset van 100% procent aluminium. Waar de Genus gedeeltelijk van carbon gemaakt is en ook Japanse EZO-lagers heeft, heeft de Omnia gewone industrielagers.”
Waarom heb je ervoor gekozen om met ERE ook nog aluminium wielen uit te brengen?
Piet van der Velde: “Het is niet alleen carbon dat telt. Aluminium is een goed product om goede kwaliteitswielen mee te maken. Door de materiaalwaarde kan je je voor een betere instapprijs een kwalitatief goede wielenset aanschaffen. De eigenschappen van aluminium zijn soms zelfs beter te noemen dan bijvoorbeeld carbon, zeker als je rekening houdt met reparaties en crashgevoeligheid.”
Welke kwaliteiten hebben die aluminium wielen en voor welk soort fietser en welke doeleinden zijn ze het best geschikt?
Piet van der Velde: “Onze aluminium Explorator-wielen zijn er in 2 maten: de Explorator GC30 en de Explorator GC45. De GC30 is zeer geschikt voor dagelijkse training – wanneer carbon wielen even rust krijgen voor de koers, maar ze zijn sterk en stijf genoeg om zelfs mee te koersen of als gravel wielset te gebruiken. De GC45 biedt een betere aerodynamische vorm voor meer topsnelheid, maar is ook enorm stijf, wat zeker voor de geblokte renners een oplossing kan zijn. Aangezien daar nu in de markt geen wielen voor zijn, is de GC45 een uitkomst voor iemand die op zoek is naar een extra stijve en robuuste wielset.”
De ERE-banden zijn speciaal voor de ERE-wielen zijn ontworpen. Kan je daar wat meer over vertellen?
Piet van der Velde: “Klopt! Onze banden en zeker de dimensies daarvan zijn samen met de wielen voor elkaar ontworpen. Dat wil zeggen dat wij bijvoorbeeld kunnen zeggen dat de maat die wij aangeven op onze band altijd zo uitkomt op wielen/velgen. Al is er wel een nuance, want dit varieert nog steeds bij diverse luchtdruk. Alle ERE-wegbanden zijn gemaakt voor een 19mm binnenmaat velg. Tevens hebben wij de seal-rand van onze tubeless banden zo ontworpen dat ze altijd goed aansluiten op onze tubeless readyvelgen. Wij adviseren bij tubeless om latex te gebruiken van het merk Milkit, om een goede seal te versterken en lekkage door middel van loopvlakschade goed te kunnen dichten.”
Wat zijn de grote verschillen tussen de soorten banden in het gamma?
Piet van der Velde: “De grote verschillen zitten hem in de flexibiliteit en het niveau van de grip: in de Genus-banden is de grip in de bochten bijvoorbeeld zeer hoog door het agressieve loopvlak. Bij de Explorator is de grip zelfs nog extremer. Daar moet je als renner wel mee kunnen omgaan, want het is anders rijden dan met reguliere banden. In de Omnia is de grip meer op standaardniveau, vergelijkbaar met de reguliere racebanden. Zo wordt de bandenkeuze gemakkelijker wanneer je zoekt naar de verschillende eigenschappen van de band. Dat is een werkwijze die ik heb meegekregen tijdens mijn werkzaamheden bij het Formule 1-team van Jordan GP, dat nu Racing Point F1 heet.”
Spelen er nog andere facetten?
Piet van der Velde: “Grip is 1 ding, maar er zijn ook nog luchtkamergrootte en flexibilliteit van de band. Deze 2 factoren gaan samen en brengen vooral demping, wat de gebruiker als comfort ervaart. Door te spelen met de luchtkamergrootte, de maat van de band, kan de fietser kiezen welke band het beste past bij welke ondergrond die er op die dag nodig is. Een band met een grotere luchtkamer rijdt gemakkelijker over een ruw en oneven wegdek en beschermt beter tegen lekkage bij impact.”
“Daarnaast kunnen we nog kijken naar de TPI-waarde van de band, de ‘Treads Per Inch’. Dat is dichtheid van de weefstructuur van de band. Bij ERE gebruiken we op dit moment 2 weefstructuren: de 120TPI (nylon) en de 320TPI (katoen). De katoenen 320TPI is door zijn materiaal en weefdichtheid meer flexibel bij een lagere luchtdruk in grotere volume banden. Voor die trend komt in het peloton steeds meer appreciatie. Renners en rensters rijden steeds meer op 26mm of 28mm banden waarbij de luchtdruk teruggebracht word naar respectievelijk 6,5 en 5,5 bar.”
Zijn er plannen om in de nabije toekomst uit te breiden of nuances aan te brengen qua wielen of banden?
Piet van der Velde: “Ja, de productontwikkeling stopt nooit bij ERE. We blijven zoeken naar uitbreiding en betere oplossingen voor onze productlijn. Zo hopen we de gebruikers nog beter van dienst te zijn. Er komen nog meer wielen en banden aan in de toekomst, maar dat zullen we op het goede moment naar buiten brengen.”