Een brave jonge sprinter! Artuur Torney (20) toonde zowel in de Ronde van Oost-Vlaanderen als in de Memorial Bjorg Lambrecht z’n snelle benen. Het leverde hem een 2e plaats in de etappe in Merelbeke op, winst in Knesselare. De Gentenaar beseft dat hij veel meer in zichzelf moet geloven. Als hij spurt, staat de tegenstand bij manier van spreken niet op de aankomstfoto.
Zonder gejuich
In de 3e etappe van de Ronde van Oost-Vlaanderen voor beloften bonkte de pion van het Mini Discar Cycling Team hard op zijn stuur omdat Dario Van Der Heyden in de slotkilometer door de mazen van het net was geglipt. De sprint om plaats 2 won hij met sprekend gemak. Aan het einde van de 5e Memorial Bjorg Lambrecht sprintte Artuur Torney met de spreekwoordelijke vingers in de neusgaten naar z’n 1e zege van het seizoen. Maar juichen deed hij niet.
“Ik was niet zeker of ik voor de overwinning aan het spurten was”, verrast Torney. “In de laatste ronde reed de Brit Johsua Giddings nog voorop. Het moment dat hij ingerekend werd, heb ik gemist. Wellicht omdat ik vooral gefocust was op de sprint en op positie kiezen. Het was noodzakelijk om langs het kanaal vooraan te zitten. Omdat daarna wat smalle baantjes kwamen.”
Wat perfect lukte. Hij kroop in het spoor van ploegmaat Thibau Dhooge. “In de laatste bocht deed hij een perfect manoeuvre om bij de eerste 3 te komen”, gaat Torney verder. “Iemand van de ploeg met grijze truien (TWC Kempen, red) deed een perfecte kopbeurt. Aan het begin van de licht hellende aankomstzone nam Thibau over. Ik zat nog altijd perfect aan zijn wiel en wachtte tot iemand kwam. Maar er kwam niemand. Ik ging aan op het moment dat ik dacht dat het moest.”
Twijfelaar
Voorbij de streep juichte ploegmaat Thibau Dhooge, zelf nog 2e, veel harder dan Torney. Nochtans dateert de vorige winst van de Gentenaar al van 2019. “Pas de ochtend na de Memorial Bjorg Lambrecht begon ik te beseffen dat ik won”, beweert Torney. “Jawel, ik ben een twijfelaar. Zowel op als naast de fiets. Als iets verkeerd in mijn hoofd zit, krijg ik dat er moeilijk uit.”
In zo’n geval kan een psycholoog of een mental coach helpen. “Die hulp heb ik nog niet gezocht”, geeft de 3e jaars belofte toe. “Wesley Van Dyck is al 3 jaar mijn trainer. Hij probeert mijn zelfvertrouwen op te krikken. Ook ploegleider Grégory Habeaux geeft me wel eens een figuurlijke trap onder de kont. Hij zegt altijd wat hij denkt. Meestal klopt het ook wat hij vertelt, want hij heeft heel veel koersinzicht.”
De 1e zege is meestal de moeilijkste, de 2e komt vaak vanzelf. Uiteraard hoopt Artuur Torney dat hij dit gezegde gestalte kan geven. De laatste weken van het seizoen 2024 komt hij aan de start van de Memorial Danny Jonckheere in Oudenburg (28/8), de interclub in Erpe (1/9), de Grote Prijs Rik Van Looy in Herentals (7/9), de 1.2-wedstrijd in Nogent-sur-Oise (15/9), de Grote Prijs Pino Cerami (28/9) en de Grote Prijs Jules Vanhevel in Ichtegem (6/10).
Geleidelijke groei
Met het vertrouwen dat hij de voorbije koersen opdeed, mag de Gentenaar in staat worden geacht nog een 2e overwinning te boeken. “Bij mij is het puur een mentale kwestie”, beseft Torney. “Ik weet dat ik het kan. Met winst in de Memorial Bjorg Lambrecht bewees ik 1 van de snelste sprinters onder de clubrenners te zijn. Tegen de Belgische toppers heb ik nog niet kunnen winnen. Dat moet de volgende stap zijn.”
Wat betekent dat hij in rechtstreekse duels mannen als Liam Van Bylen en Steffen De Schuyteneer wil kloppen. “In Knesselare stond Van Bylen aan de start, maar hij koos voor de aanval”, weet Torney. “Met de ploeg hebben we in die belofteninterclub een scheve situatie moeten rechtzetten. Want er zat niemand van Mini Discar in de vroege vlucht. In de achtervolging knapte ik ook wat werk op. Tot ik zag dat de kans op een massaspurt groot werd. Van dan af hield ik me wat meer afzijdig.”
Met succes. De student Interieurarchitectuur zal naar alle waarschijnlijkheid ook z’n laatste beloftenseizoen bij Mini Discar koersen. “Zo hoog mogelijk proberen geraken, is mijn doel”, besluit Torney. “In samenspraak met trainer Wesley Van Dyck koos ik voor de geleidelijke groei. Kan ik in 2025 een goed voorjaar rijden, dan zit er misschien nog iets meer in mij.”