Dat wielrenners voor hun bijna onmenselijke prestaties in de bloemetjes worden gezet, lijkt niet meer dan normaal. De ene krijgt al wat meer lof dan de andere, maar een standbeeld, dat moet je toch écht verdienen. We lijsten er hier 5 op die (een deel van) hun lichaam vereeuwigd zagen in beton of graniet.
Oost-Vlaming Lucien Buysse (1892-1980) was prof van 1914 tot 1935 en won in 1926 op zijn 34e de Tour de France. De basis daarvoor legde hij in de Pyreneeën, waar hij de etappes van Bayonne naar Luchon en van Luchon naar Perpignan won. Na zijn carrière baatte hij in Deinze Café Aubisque uit, verwijzend naar die loodzware dag die hem naar eindwinst in de Tour van ’26 voerde. De dorpskerk van Wontergem, een deelgemeente van Deinze, kreeg anno 2003 op het aanpalende grasveld het gezelschap van een beeldhouwwerk van Buysse, van de hand van beeldhouwers José Mestdagh en Walter Dedauw, die liefst 30 beitels kapot sloegen om tot dit resultaat te komen. Het graniet reflecteert het keiharde karakter van Buysse, de bronzen rots verwijst naar zijn fenomenale Aubisque-beklimming.
Borgerhoutenaar Stan Ockers (1920-1956) was prof van 1921 tot 1956 en reed een formidabel seizoen 1955, waarin hij niet alleen Luik-Bastenaken-Lui,k en de Waalse Pijl won, maar ook de puntentrui pakte in de Tour de France en in het Italiaanse Frascati zowaar wereldkampioen werd op de weg. Een jaar later zou hij op de piste in het Antwerpse Sportpaleis zwaar ten val komen en overlijden aan zijn verwondingen. Op de top van de Côte des Forges in de Ardennen staat een kolossaal gedenkteken ter zijner nagedachtenis.
West-Vlaming Freddy Maertens (°1952) was prof van 1972 tot 1985 en reed werkelijk een grandioze carrière bijeen. Zo werd hij 2 keer wereldkampioen en pakte hij 3 keer de groene puntentrui in de Tour. In ’77 won hij de Vuelta met liefst 13 ritoverwinningen (klik hier), een ongeziene prestatie in de wielergeschiedenis. Maertens groeide op in Lombardsijde, deelgemeente van Middelkerke, en verloor nooit zijn liefde voor ‘t zeetje. Hij kreeg hier dan ook een borstbeeld, voorzien van ene gedicht van Willy Verhegghe.
Nooit schoot iemand
sneller uit het peloton als hij:
Freddy als menselijke variant
van lynx en luipaard
met opgespannen dijen
die als klauwen in de eindmeet haakten.
Maertens, mysterieuze flash
die de camera obscura
van de wielersport aan flarden
en in lichterlaaie spurtte.
Rumbekenaar Odiel Defraeye (1888-1965) was prof van 1909 tot 1924 en won in 1912 de Tour de France, als 2e niet-Fransman. In 1908 had hij als amateur ook al de Ronde van Vlaanderen gewonnen. Na zijn carrière liet hij een aarden wielerpiste bouwen in de tuin van zijn ‘Café des Sports’ aan de Izegemsestraat in Rumbeke. Na zware verloedering werd die baan in 2008 helemaal gerestaureerd. In 2012 werd ook een prachtig monument ten hulde gebracht op het plaatselijke kerkplein.
De in Roeselare geboren Patrick Sercu (°1944) was prof van 1965 tot 1983 en maakte naam en wereldfaam als baanwielrenner. Hij won liefst 88 6-daagsen, waarvan 15 met Eddy Merckx en 14 met Peter Post. Nog voor hij prof werd won hij het wereldkampioenschap Sprint bij de amateurs (’63) en de Olympische titel op de kilometer (Tokio 1964). Sercu werd benoemd tot ereburger van Izegem en de wielerbaan van Assebroek (Brugge) kreeg zijn naam. Voor de sporthal in de Heilig Hartstraat in Izegem staat ook een beeldengroep in de vorm van 3 betonnen kolommen die hulde brengen aan 3 Olympische kampioenen, waaronder dus Patrick Sercu. De beelden op die kolommen werden echter vernield.