Wat hebben we geleerd van 16 september tot vandaag? Wat mij vooral opvalt is dat er weinig veranderd is. Als Mathieu de vrije ruimte krijgt, is ie weg. En dan is er geen houden meer aan. Hij lijkt niet gemaakt om in groep te koersen, voelt zich er niet op zijn gemak en heeft blijkbaar een hekel aan wringen. Niet dat hij dat echt nodig heeft. Een beetje ruimte laten komt hem vaak goed uit en na enkele ronden de tegenstander te hebben gemonsterd komt er altijd een gekozen moment om aan te zetten.
Soms voel je dat gewoon aankomen, zoals in Gieten. De tijdrit die hij daarna rijdt, is bij momenten van een aardse schoonheid. Geen getrek en gesleur aan dat stuur, weinig of niet wiebelen met de – toch al wat bredere – schouders en een intensieve inspanning die hij schijnbaar moeiteloos lijkt aan te kunnen houden. Genieten is het vaak. Gaat ie verzwakken of niet; gaat ie een foutje maken of niet, gaat ie zijn voorsprong opdrijven of wordt het consolideren en op het tempo van de 2e en de 3e zijn cross afstemmen? Vragen die zowat een halfuur meegaan en waarop de antwoorden luiden: ‘neen’, ‘neen’ en ‘ja’. En zeggen dat ie nog niet top is.
Dat geldt dus ook voor Wout Van Aert: nog niet top. Dat hoeft natuurlijk ook nog niet. Het seizoen is pas begonnen, het 3e regelmatigheidscriterium moet zelfs nog beginnen. We gaan hier absoluut nog geen verregaande conclusies trekken. Maar op dit moment is het Mathieu op 1 en Wout op 2. Dat het verschil niet groot is, klopt. Ze zijn elkaar duidelijk waard – zie weer Gieten in die 1e 2 ronden. En in Bern was het verschil zo mogelijk nog kleiner : in sommige ronden is het verschil een paar lendenrukken groot.
Leunen op de reservefiets
De ene of de andere moet maar een hapering hebben op een klimmetje en de situatie is gekeerd. Alleen: als Mathieu op kop rijdt is er in deze periode van het seizoen geen ommekeer. Dus Wout heeft heel vaak een mikpunt, dat is normaal een voordeel voor de achtervolger, maar voorlopig niet als de Europese kampioen op kop rijdt. Dan blijft de wereldkampioen op jacht. Het is bijna huiveringwekkend hoe hoog zijn doorzettingsvermogen ligt. Nooit gaat dat kopje naar beneden; altijd bijt hij zich vast in het geloof dat ie Mathieu gaat inlopen. Dat is heel knap.
En tegelijkertijd ook jammer voor zijn supporters, ook als ze vader Adrie op de reservefiets zien leunen – zoals zaterdag, toen wel in afwezigheid van Wout. Nonchalant bijna wachtend tot de wedstrijd is afgelopen en Mathieu weer eens gewonnen heeft. Gaat dat blijven duren? Natuurlijk niet. Zal dat snel veranderen? Ik twijfel. Want als ze alle 2 nog beter gaan worden, zullen ze in elkaars buurt blijven en gaat de kloof met de 3e nog groeien. Ook dat is een vaststelling, dat ze er beiden nog altijd echt bovenuit steken.
Klein duimpje-syndroom
Nummer 3 komt echt niet in de buurt van Wout en dan gaat het vooral om de klassementscrossen. Ok, in Amerika was Toon Aerts klaar voor de strijd, terwijl Wout een andere strijd had moeten voeren. Maar toch komt Toon nu op 3: hij lijkt de regelmatigste te zijn voor die laatste podiumplaats. Michael Vanthourenhout, Laurens Sweeck, Daan Soete, Gianni Vermeersch en anderen zijn hele goeie crossers, maar ze vertonen vooralsnog te veel ups en downs in de prestatiecurves.
Een dipje moeten we niet te snel verwachten van die 2 toppers. Kijk naar wat ze in de zomer hebben uitgespookt en besef dat dit dikke coureurs zijn. In hun speeltuin – zie straks Ruddervoorde – zullen ze de lakens blijven uitdelen en rest er voor de rest, tot spijt van wie het benijdt, het klein duimpje-syndroom: kruimels.