De talentenvijver van Topsport Vlaanderen-Baloise lijkt onuitputtelijk. We zijn nog maar maart of de volgende vette vis komt al boven water piepen. Zijn naam: Floris De Tier. Een wonderbaarlijke wielertoekomst ligt in het verschiet, maar de nuchterheid zegeviert. “Misschien ben ik binnen een maand nog beter of blijkt dan dat ik nu al aan mijn top zit.”
Het Energy Lab in Gent, december 2015. De jonge garde van Topsport Vlaanderen-Baloise houdt er zijn jaarlijkse fysieke proeven in het befaamde testcentrum. De meeste renners laten een lichte verbetering ten opzichte van een jaar geleden noteren. Eén renner steekt er echter met kop en schouders bovenuit: Floris De Tier. Hoewel het 24-jarige klimmerstype op een weegschaal niet zwaarder uitkomt dan 59 kilogram, trapt hij in het testlab maar liefst 6,6 watt per kilogram. Ter illustratie: een gemiddeld, doorwinterde profrenner blijft vaak steken op 6 watt. Een serieuze krachttoer dus van de tengere Oost-Vlaming. “Mijn testen waren inderdaad vrij indrukwekkend”, beseft De Tier. “De specialisten vertelden me dat zulke waarden tot de top binnen het profpeloton behoren. Zelfs tot de beteren op WorldTour-niveau. Ik kreeg meteen een geruststellend gevoel. Niet zozeer door die hoge waardes, maar vooral door het feit dat ik weer stappen vooruit had gezet.”
Bevestiging
Goede testen afleggen in een warme kamer met allerlei meetapparatuur aan je lijf geplugd is één zaak. Die bevestigen in een wedstrijd is dan weer andere koek. Toch leverde De Tier midden februari in de Ronde van Oman het bewijs van al de goede voortekenen. 9e in de openingsetappe na een lastige finale, maar verbazen deed hij vooral in de koninginnenrit. Ook hij zelf moest even in de ogen wrijven toen hij bovenop Green Mountain slechts een minuut na stage winner en ex-Tourprotagonist Vincenzo Nibali over de streep bolde. “Noem me daarom nog niet de nieuwe Belgische klimhoop voor de toekomst”, zegt De Tier. “Het klopt dat het pas mijn eerste aankomst op een berg van dat kaliber was bij de profs en dat ik waarschijnlijk nog progressiemarge heb. Maar ik wil dit eerst bevestigen voor mensen me zo’n status mogen geven.”
Op het rennerslijf van de blonde klimmer staat een kop die je niet zomaar zot zal kunnen maken. “Met beide voeten op de grond blijven, is het belangrijkste voor mij. We zijn ook nog maar maart, hé. Veel renners rijden slechts aan 80 procent van hun kunnen in het begin van het seizoen. Misschien ben ik binnen een maand nog beter of blijkt dan dat ik nu al aan mijn top zit. Wie weet. Daarom blijf ik nuchter onder de omstandigheden.”
Idool
Hoewel hij nu stilaan zijn doorbraak forceert in het wielrennen, leek zijn toekomst lange tijd elders te liggen. Als zoon van 3-voudig Belgisch kampioen veldlopen Eric De Tier trok de jonge Floris op 7-jarige leeftijd zelf de loopschoenen aan en eindigde hij steevast bij de beste 5 van het land. Een De Tier-dynastie in het veld leek geboren, tot ene Sven Nys de jonge Floris De Tier de fiets leerde kennen. “Ik was zot van Nys”, aldus De Tier. “Dus wilde ik ook eens in de bossen gaan crossen. Meteen was ik verkocht. Op mijn 15e heb ik het veldlopen gelaten voor wat het was en ben ik begonnen met veldrijden. Ik deed het niet slecht, zodat ik 3 jaar geleden de kans kreeg om in het team van Sven Nys te rijden. Neen, ik heb niet lang moeten twijfelen.”
Toch schopte Floris De Tier het nooit tot profcrosser. Ondertussen had Sven Nys al andere kwaliteiten in de jonge De Tier ontdekt. “Als we op ploegstage de bergen introkken, reed ik altijd bij de besten naar boven”, herinnert hij zich. “Op een gegeven moment kwam Sven naar mij en zei me klimmer te worden. Volgens hem had ik meer kans op slagen op de weg dan in het veld. Achteraf bekeken had hij gelijk. Daarvoor ben ik hem nog steeds dankbaar.”
Completer renner
De Tier reed een jaar bij de beloften, maar daarin waren zijn ereplaatsen nauwelijks bij te houden. Winnen zat er echter nog niet in, maar dat weerhield Topsport Vlaanderen-Baloise niet om het jonge talent zijn eerste profcontract te geven. “De ideale ploeg voor een renner zoals ik”, vindt De Tier. “Ik mag geregeld mijn eigen kans gaan, maar leer ook hoe ik moet knechten voor iemand anders. Belangrijk is dat we alles kunnen leren op een rustige manier, zonder veel druk. Bovendien hangt de groep goed aan elkaar. We maken echt plezier. En dat zorgt voor een positieve vibe.”
Daarnaast kan hij in geen betere handen vallen dan die van ploegleider en talentenkweker Walter Planckaert, beaamt De Tier. “Walter weet hoe hij ons moet aanpakken. Hij maakt vaak grapjes, maar telkens zegt hij daarin hoe de wereld in elkaar steekt. En als er kordaat moet opgetreden worden, zal hij dat zeker doen.”
Binnen het peloton wordt Planckaert geprezen om zijn visie en zijn toekomstgerichte manier van werken. “Op zijn advies rijd ik dit jaar enkele kasseiklassiekers. Klinkt vreemd voor een klimmerstype als ik, maar zo leer ik wringen en mijn plaats in het peloton te verdedigen. Ook in wedstrijden zoals Luik-Bastenaken-Luik is dat nodig. Die ervaringen maken me een completer renner. Niet vergeten dat ik nu nog maar aan mijn derde volwaardige seizoen op de weg begin, hé. Men zegt dat een renner pas op z’n sterkst is rond zijn 30e. Ik heb dus nog wel enkele jaren om me te ontwikkelen.”
Fotomateriaal: Davy De Blieck.