De trui van Fassa Bortolo hing rond zijn schouders. Hij zat op een stoeltje hier in Luik. 2004. Amper 22 jaar. Zijn gezicht was nog dat van een jongen. Man zou hij pas later worden. Atleet was hij wel al. Toen nog in een iets frêlere vorm dan nu het geval is. En ondanks zijn stevige lichaamsbouw is het einde van zijn carrière er vooral eentje van overbodige schrammen en blutsen.
Einde. Het hoogste woord is er uit. Wielrenners fietsen niet eeuwig en altijd. Een sprookje duurt maar kort en is in het geval van een kampioen vooral krachtig. Net zoals de renner piekt naar een hoogtepunt, is die wielercarrière een piek in het leven. Een zodanig intense piek dat het dreigende zwarte gat de grootste motivatie is om toch zo lang mogelijk te blijven fietsen. Om uiteindelijk te lang te fietsen en een carrière in mineur af te sluiten. Eentje die te mooi is geweest voor zo’n scenario.
Stoppen op een hoogtepunt, het is er weinigen gegeven.
Het begon in 2004. Toen hij die eerste proloog in zijn eerste Tourcircus prompt won. En het geel om de schouders hing. Zijn naam klonk Italiaans, maar hij had een Zwitserse nationaliteit. Het grote publiek wist toen nog niet dat hij meer dan een eendagsvlieg zou worden. Zo veel meer. Zijn capaciteiten tegen de klok leken geen grenzen te kennen. Tot ze botsten op Tony Martin. Maar daarvoor? Ging alles naar hem. Wereldtitels. Olympische titel.
De laatste jaren moet hij meermaals zijn hoofd buigen in de strijd tegen de tijd. Het is meer dan een duel tussen zichzelf en de klok. Nu moet hij rekening houden met tegenstanders. De mannen die er op een bepaald punt in zijn carrière niet leken te zijn. Hij is niet de man die publiekelijk uit dat het verlies van die dominantie pijn doet. Maar de topsporter in hem moet ongetwijfeld lijden. Harde woorden kent hij zelden of niet. Hij is de bemiddelaar in het spel.
Zijn babbel, typerend en kenmerkend, heeft menig vrouwenhart beroerd. Hij is de man van de emotie. Die zijn scenario in vloeiende woorden op tafel smijt en tegelijkertijd de liefde voor het vak in zijn ogen laat weerspiegelen. En in ons hart. Zijn Engels is niet perfect, maar net dat maakt zijn charme en populariteit in Vlaanderen zo gigantisch. En het feit dat hij leeft voor onze koersen. Uiteraard.
Tegenover die zachte karaktertrekken staat een keiharde killer. Een man die in het peloton alles plat walst wanneer zijn moment gekomen is. In een constant tempo. Niet verzwakkend. Een langzame, maar efficiënte wurging van de tegenstand. Ook vanuit verslagen positie zoals die keer in de E3. Een prestatie waarvoor de superlatieven nog steeds uitgevonden moeten worden. Maar ook zijn korte inspanningen zijn dodelijk. Je voelt je benen leeglopen en hij ziet er ginder in de verte steeds kleiner uit. Dat was wat het hele peloton overkwam in Londen. Toen de gele trui er op een kilometer van de streep vandoor ging en het hele sprintgeweld een neus zette.
Stiekem mijn favoriete moment uit zijn carrière. Tot dusver. We weten het nog niet, maar misschien moet zijn meest memorabele moment nog komen. En ik zeg bewust ‘moment’. Omdat een prestatie – winst of verlies – nu eenmaal altijd afhangt van een actie. Die fenomenale versnelling in La Primavera in 2008. Die fantastische afdaling en de krachtige sprint uit het zadel op de Spelen in Peking. Ook al eindigde het bij brons (en na de diskwalificatie van Rebellin bij zilver). Die indrukwekkende race naar Harelbeke 2011. Die solo in Roubaix 2006. Waar is die verdiende wereldtitel van Fabian Cancellara?
De regenboog winnen in Qatar lijkt onwaarschijnlijk. Het zou zijn verhaal compleet maken. In 2004 kreeg hij van ons een stoel om weer op adem te komen. Maar, met of zonder wereldtitel. De Vlaming heeft hem nu al een troon gegeven. En er liggen nog records op de loer. In 2016. Het magistrale einde.
Fotomateriaal: Davy De Blieck.