De haast veel te grote pet. Een jas met dat foute pelsje achterop. In gezelschap van zijn kompaan die nog net iets meer gezag uitstraalt dan dat collega-sprintboefje. Wiggins-Cavendish. Een duo dat op papier haast op blote knieën aanbeden mag worden voor z’n aanwezigheid. Maar dat z’n status tijdens de voorstelling van de Zesdaagse met de nodige dosis ongeïnteresseerdheid toch iets te veel onderstreepte. Kritiek geven op 2 iconen van de wielersport. Oeps… Mag dat wel?
Oef. Hij zei nog net wat we wilden horen. De cameraman stond op het punt om naar huis te trekken. Hij had voldoende verveelde gezichten gezien en beelden met vingers op een smartphone geschoten. Net als hij z’n statief wil dichtplooien, raapt Cavendish z’n moed bij elkaar. Om te verkondigen dat koersen in België altijd speciaal is. Zo zie je maar. Een verplicht nummertje. Van zwijgende goden die op de fiets even goed iedereen zouden kunnen wegblazen.
Maar. Er zijn Belgen. Goede Belgen. Snelle Belgen. Ervaren Belgen. Sluwe Belgen. Meer dan mogelijk winnende Belgen. De Britten zijn sterk op de piste. Wij zijn sterk in het Zesdaagse werk. En dat is nog altijd het stukje baanwielrennen met de grootste dosis nostalgie. Met de grootste verhalen. Ondanks Sir Chris Hoy. Ondanks Sir Bradley Wiggins. Ondanks Kenny. Of Trott. Of Pendleton.
De bakermat van het wielrennen ligt bij ons. En ‘t Kuipke is een heiligdom. Waar ik nog nooit een voet binnen zette. Het is haast onmogelijk dat ik dit neerschrijf. Ik zag Qatar, ik zag de Giro vanuit vele hoeken. Maar ‘t Kuipke, dat is een nog te ontdekken hotspot. Eentje die al lang op mijn lijst staat. En dan plots. Kies ik de editie die het sterkste deelnemersveld van de voorbije 15 jaar heeft. Dat is een teken. Ongetwijfeld.
Misschien kan ik een deal sluiten met Iljo Keisse? M’n column na het wereldkampioenschap in Qatar gaf hem kiekenvel in de woestijn, zei hij. Hoe zeggen ze dat weer? Voor wat, hoort wat? Iljo, voor mij dan graag een portie kiekenvel in ‘t Kuipke. Zou dat kunnen? Zou het kunnen dat aan mijn bijzonder hoge verwachtingen beantwoord wordt? Dat ik me zondag dol zit te draaien op het middenplein van een wielertempel die helemaal is wat mijn dromen me inbeelden?
De haartjes op m’n armen tintelen. Voorzichtig. Bij het idee aan een peloton dat rondjes cirkelt. Op een houten baan die bij de minste aanraking een verdomd ellendige splinter kan veroorzaken. Een reflex. M’n handen gaan in een fractie van een seconde voor m’n ogen. Ik durf niet kijken. Maar spiek tussen de kleine ruimte van m’n lichtjes geopende vingers. Stiekem. Voorzichtig. Over m’n rug loopt een rilling. Van onder naar boven. En weer terug. Mijn voeten staan niet meer stil. Ze trippelen ter plekke op en neer. Ik ben me er amper van bewust. Op m’n gezicht staat een brede glimlach. M’n hart klopt in een hels, maar aangenaam ritme.
Dat is hoe gelukzaligheid voelt.
Ik ga aan de rand van de piste staan. En hoop. Hoop dat de wind in m’n haren blaast. Dat ik het peloton kan voelen als ik m’n ogen even definitief sluit. En dat het geluid van de fiets me meeneemt op een wolk die nog meer zweeft dan ik ooit ervaren heb. Het geluid van een voorbijrazend peloton doet de extase toenemen. Hier hoor ik thuis. Dat weet ik wel heel zeker. Dit is mijn wereld. Dit is waarvoor ik leef. De fiets. Het gekletter van de ketting. De koers in alweer een andere vorm. Net zo mooi als al die andere delen waar ik eerder al als een blok voor gevallen ben.
Is de droom mooier dan de realiteit zal zijn? Zondag weet ik het. Dan ben ik er. Om te staren. Met grote ogen. Open mond. En gigantische glimlach. Er is nog 1 ding. Die magische kleedkamers waar de nostalgie van het Zesdaagsecircus zijn eigen identiteit krijgt. Het hoeft geen betoog dat ik maar wat graag ook daar eens zou ronddwalen. Zonder iemand lastig te vallen. Een beetje slenteren. Zou het kunnen? Iljo? Zou het kunnen?
Waar ik m’n Italiaans kan oefenen in een korte babbel met een Olympisch kampioen. Waar de kansrijke Belgen zich afzonderen van de wereldkampioenen. Die sierlijke Brit met de Tour op het palmares en dat ventje van het eiland Man met een ellendig grote lading aan Touretappes op z’n naam. Daar waar het gevoel van gelukzaligheid me in een haast complete vorm zou kunnen overvallen. Of de verlegenheid. Door de blote rennerslijven die me aanstaren…
Ach, dat kleine beetje gêne neem ik er als het moet wel even bij. Desnoods vraag ik de net iets te grote pet van Cav om mijn blozende wangen te bedekken.
Fotomateriaal: Davy De Blieck.