Rob Peeters, momenteel nog in loondienst van Pauwels Sauzen-Vastgoedservice, gaf een aantal maanden geleden aan afscheid te nemen van het veldrijden. Binnenkort dus geen modderige truitjes of weekends in de mobilhome meer voor hem. Al was die modder de laatste jaren vaak niet van de partij en ook sommige parcours zag hij transformeren. Regelmatig was Peeters het voor of na een cross niet eens met de gemaakte parcourskeuzes. “Er zijn prachtige parcours, maar op anderen is het simpelweg starten en het uur vol krijgen”, klinkt het bij de Kempense renner.
Je hebt al een aantal keer kritiek geuit op de parcours. Is dat iets waar je persoonlijk veel last van ondervindt tijdens de wedstrijd?
Rob Peeters: “Ja, dat is best zwaar. Ik kan echt na de opwarming naar de mobilhome terugrijden en me kwaad maken over hoe het parcours er die dag uitziet. Sommige crossen worden echt naar de vaantjes geholpen door de organisatie. Ik snap dat je een bepaald parcours moet leggen wegens gebrek aan plaats, maar als je dan op een cross aankomt met zeeën van plaats waar ze dezelfde aanpak gehanteerd hebben, kan ik echt teleurgesteld en heel kwaad zijn.
Al mogen we natuurlijk niet vergeten hoeveel crossen wel een prachtig parcours hebben.”
Hoe zien die parcours er dan uit?
Rob Peeters: “Het belangrijkste voorbeeld is de 180° bocht. Ik krijg daar de kriebels van. Dat hoeft niet en er is geen enkele renner die dat graag doet. Enkel uit commercieel oogpunt is daar een voordeel aan. Alle renners passeren daar heel traag en blijven dus bijgevolg lang in beeld, voor sponsors en spandoeken een ideale plaats, maar niet voor renners. Je hebt er in Hasselt 17 kunnen tellen en ook op andere wedstrijden waar het vroeger minder was, kon je dit jaar zien dat ze er toch in geslaagd waren het te verknoeien. In Ruddervoorde waren er zelfs 40 scherpe bochten, op een parcours van 2,5 km. Dat kan niemand de baas. Dan weet je op voorhand dat het gewoon starten en het uur uitrijden is, meer is daar niet aan. Ik was blij dat mijn vrouw op dat moment aan het bevallen was en ik toch niet naar Ruddervoorde kon.” (lacht)
Is die parcoursproblematiek persoonlijk of zijn er nog renners die daarover klagen?
Rob Peeters: “Ik ben zeker niet de enige in het peloton die er zo over denkt, maar wel 1 van de enige die het zegt. Er komen ook regelmatig jongens naar mij daarover, omdat iedereen weet dat ik daar al voor uitgekomen ben. Iedereen hangt voor een stuk af van het startgeld van de organisatie, dus ik begrijp hen ook wel. Momenteel ben ik de enige die daar open over praat, maar daar trek ik mij ook niet veel meer van aan. Al wil ik niet als de grote zager en klager onder de renners bestempeld worden, want dat is absoluut de bedoeling niet. Je kan er jezelf ook niet te dik in maken, want het haalt uiteindelijk toch niet veel uit.Tenzij ze me vragen om parcours te gaan bouwen, dan zit ik plots in de positie om te laten zien hoe het wel kan.”
Is dat voor andere renners ook een reden om er mee op te houden?
Rob Peeters: “Je ziet wel dat er nu plots een heel deel stopt: Philipp Walsleben, Klaas Vantornout, Joeri Adams, Julien Taramarcaz, dat lijkt me niet toevallig. Maar ik ga ook niet beweren dat dat de grote reden is. De koers wordt simpelweg minder spannend. Als je naar de spannendste crossen kijkt, zijn dat de wedstrijden waar iedereen zijn krachten kwijt kan. De Koppenbergcross bijvoorbeeld is een loodzware wedstrijd, maar daar valt alles wel op zijn plaats. Dat staat loodrecht tegenover een parcours met 20 bochten waarin weinig geschoven kan worden en de renner die op kop rijdt een gigantisch voordeel heeft. Dan stel ik mezelf de vraag: wie zegt dat de organisatie niet voor een groot stuk verantwoordelijk is voor de heerschappij van Van der Poel? Al heb ik helemaal niets tegen Mathieu, hé. Begrijp me niet verkeerd.”
Je kan het ook bekijken als een evolutie van de sport.
Rob Peeters: “Ja, evengoed. Als het belangrijk is voor de tv-uitzending – want die rechtenhebbers hebben op dit moment de macht wel in handen – dat al die bochten erin zitten, dan is dat zo. Maar dan leef ik in een sport waar ik niet meer in pas en dan moet je er ook afscheid van nemen, vind ik. Langs de andere kant worden die organisaties nu misschien wakker geschud en beseffen ze dat ze iets moeten gaan veranderen.”