Er is niets zo heerlijk als die eerste zonnige ritten in Frankrijk, die uitdraaien op een totaalpakket aan chaos. Waar de verhalen achteraf altijd groter en spectaculairder zijn. Ook al is de inspanning gebald in een kort explosie die heftig de adrenaline door het lijf doet gieren. Een brainfreeze, gevolgd door een uiterst extatisch gevoel van tevredenheid. Heren sprinters, jullie zijn mijn zomerse topcocktails.
Een sprint heeft alle ingrediënten voor een heerlijk feestje. En nee, niet alleen de gegroepeerde strijd in massa. Sprint is een woord met brede betekenis en uitzonderlijke diepgang. Een samenvatting van zovele scenario’s op een fiets. Een kunst die je eender waar best kan beheersen. Hij die de benen niet kan doen exploderen, schiet in buskruit ongetwijfeld tekort. En strijdt voor altijd om een plek op een 3e of 4e rij. Hij die kracht mist. Pure snelheid aan z’n neus voorbij ziet gaan. De man die bij een sprint van stervende zwanen zelfs als een katapult gelost wordt. Of die in de strijd tegen de klok en zichzelf eerder achteruit lijkt te bollen.
Gelukkig heeft zowat iedere renner een specialiteit. En gelukkig weet een groot deel van het peloton de juiste combo’s te maken voor een ultiem hoogstandje geshakete chaos. Maar er zijn die enkelingen die een extra bijdrage leveren. Die meer dan een siervol parasolletje op de cocktail zijn, dat bij de minste aanraking als een kaartenhuisje in elkaar zakt. Wel het stukje ananas dat als een kroon boven de overwinningscocktail komt piepen. Sappig en smaakvol. Net zoals dat stukje hard fietsen.
Peter Sagan, you are the pineapple to my Cosmopolitan.
Maar ondanks de eindeloze mogelijkheden in een sprintscenario – man tegen man, kracht tegen kracht, … – blijf ik het meest fan van de ongecontroleerde verkeerschaos op een Franse tweevaksbaan. Waar het gewirwar als botsende ijsblokken in een shaker uiteindelijk een opening krijgt. Het gat waar in gedoken wordt. Vanuit een sliert die als sluwe slang van links naar rechts over de weg glijdt. Waar het bolletje tot een lint getrokken wordt. Terwijl de neus het voorwiel ruikt, maar net niet aanraakt. Tegelijkertijd functionerend op zintuigen en gevoel. Horen, zien. Evenwicht bewaren bij aanraking met de tegenstand. Dicht genoeg. Maar net niet te dicht. Terwijl het wiel van de laatste man in de leidende trein de knock-out fase van een massasprint wordt. Waar ellebogen gebruikt worden. In het slechtste geval een hoofd. Nog even alles dichtknijpen en dan de wind opzoeken. Met benen die exploderen. En een lichaam dat alleen vooruit wil.
Je ziet ze komen. Je ziet er één winnen. Ondanks de ander die het wiel met een zwiep vooruit gooit. Millimeters. En toch is de winnaar zeker. Een gevoel. Binnenin de bevestiging. De ander weet het ook. In een echte sprint is er geen twijfel over winst en verlies. De benen voelen de situatie aan. Het hoofd krijgt de boodschap. Het lichaam reageert. De armen gaan de lucht in. De mond en longen schreeuwen het uit. Dat alles in een fractie van een seconde. Het totaalpakket aan beleving dat een indommelende rit langs 1.471 zonnebloemen en 267 lavendelvelden zo hard de moeite waard maakte.
Wie verliest, geeft niet op. Wie verliest, gaat door. Wie verliest, blijft geven. Wie verliest, spaart in de bergen. Want wie verliest, weet: er is nog 1 kans. En het is de mooiste. On verra. À Paris.
Shake it guys!
Fotomateriaal: Davy De Blieck.