De laatste keer dat ik ze droeg, heb ik ze ongetwijfeld met modder en al in een plastic zak gestoken. Om ze er daarna uit te halen en even af te kloppen, maar met aangekoekte resten ergens in een vergeten keldergat te stoppen. Spijt heb ik daar nog niet van. Dat is een gevoel dat nog komen moet. Als het veldrijden écht begint. Als de bruine smurrie nog amper te doorfietsen valt, maar moet worden opgeslorpt door een derailleur die afziet bij de beesten. En door laarzen die mijn voeten droog moeten houden.
Dan. Dan is het veldrijden pas echt weer begonnen. Zolang ik zonder regenjas en rubberen boots naar een veldrit kan trekken, erger ik me vooral dood. Aan de vliegmeeting. Aan het parcours dat zo hard is dat je er ongetwijfeld spanning en sensatie op moet missen. Op een route die hindernissen bevat die er plots geen meer zijn. Terwijl de warmte het lichaam van de veldrijder compleet desoriënteert en niemand dus eigenlijk zit te genieten van die veldritzondag. Of zaterdag.
Op een cross voel ik me pas thuis als mijn evenwicht deftig op de proef wordt gesteld en de op 1 hand te tellen favorieten in haast slomo-tempo aan m’n neus voorbij zweven. Ja, ook Wout van Aert. Op tv mag hij lijken te zweven, te vliegen, maar met m’n neus langs dat oranje koord van aardappelzakken moet ik het gevoel krijgen dat ik hem kan aanraken. Dat ik hem iets in het oor kan fluisteren. Ik wil de indruk krijgen dat je hem recht in de ogen kan kijken. Ook als je weet dat hij vooral focust op de bocht ginds in de verte. En de steen die hij tijdens de opwarming precies op deze plek had voelen zitten.
Al wordt het vreemd. Niet meer tellen hoeveel plekken Sven Nys heeft prijsgegeven in zijn door de jaren heen vertraagde start. En nadien zijn onwaarschijnlijke techniek niet meer bewonderen als hij de mindere lieden voor hem 1 voor 1 opraapt. In een onmogelijke bocht. Door een te mulle zandbak. Het zal onwennig aanvoelen zijn naam niet meer scanderend langs het parcours te horen. Het veld zal niet meer zo kleurrijk zijn. De vlaggen zijn opgeborgen. Driekwart van de cross-supporters moet op zoek naar een nieuwe held.
Heren veldrijders, hoe ver staat dat charmeoffensief?
Kiest de Vlaming voor de kampioen in Van Aert? Of gaan ze voor de man die als een blok voor het zand van Zonhoven gevallen is? Van der Poel? Of is de aaibaarheidsfactor van Pauwels zodanig hoog geworden dat niet alleen vrouwen en omaatjes er hun mosterd bij halen? Of willen we dat omhooggekantelde petje van Tom Meeusen met het lekkere pittige accent – en de meer dan kusbare lippen – vaker op een podium zien staan?
Ik richt me vooral even naar de weergoden. Die me plechtig moeten beloven dat ik zal genieten. Dat ik niet moet vloeken op het veel te droge parcours van de Koppenberg bij 20 graden. Dat ik in Loenhout mag genieten van een half verzompen parcours dat de Azencross de eer van Annelore’s lievelingsparcours schenkt. Dat Koksijde droog mag zijn. Dat de buitenlandse crossen ook een klein beetje winter kennen. Dat Balenberg een onwaarschijnlijk zware arena wordt. Dat we in Zolder schaatsen op ijsplekken die de restanten zijn van een witte Kerst.
Dus. Vanaf de tweede week in oktober regen graag! Laat de grond even wat vocht opnemen en zompig worden. Dank u, Frank. (Ik zit dan toch nog in Qatar…)
Bij deze tropische temperaturen ben ik nog even het veldritnoorden kwijt. Eerst een Belg wereldkampioen op de weg zien worden. En dan uit mijn zomer stappen.
De herfst tegemoet. Jullie tegemoet. De laarzen tegemoet. Modder incluis. Ik kijk er naar uit.
Fotomateriaal: Davy De Blieck.