Van hotel naar hotel trekt een massa nomaden. Renners. Die ziet iedereen. Maar er is meer. Een reclamekaravaan. Een hoop technisch personeel. Een bende die de nadarhekken voor z’n rekening neemt. De kabels uitgerold. De rommel opgeruimd. De startboog opgezet. De finishboog klaargemaakt. De aankomstlijn neer gekalkt. Het podium uitgevouwen. De commentaarcabines neergezet. Op een marktplein, naast de kust, op een col. En dat allemaal voor een flits van 3 seconden, want zo snel is de koers gepasseerd.
Als je erover nadenkt, is het eigenlijk zottenwerk. Je staat er niet bij stil vanuit je zetel. Je neemt het hele boeltje aan als volkomen normaal. Het is de logica zelve dat er om de zoveel kilometer een rij nadarhekken staat. Het is meer dan normaal dat er onderweg bogen staan met de nog te rijden afstand. Maar zo logisch is het allemaal net niet.
Wie nog nooit in een grote ronde is geweest, heeft er geen flauw idee van hoe immens dat circus wel niet is. Wie geen sticker heeft, mag niet op het parcours. Wie geen badge heeft, geraakt niet tot bij een renner. Wie niet durft wringen, geeft ongetwijfeld het mooiste stukje parcours uit handen. Wie klein is, zal niks zien op het scherm dat ergens in de verte het koersverloop toont. Wie te ver van de boxen staat, verstaat de speaker niet. En wie te dichtbij staat, voelt zijn trommelvliezen bijna ontploffen.
Maar vooral: wie nog nooit in een grote ronde is geweest, heeft er geen idee van hoe leuk de sfeer is die er hangt. Zo bewees de Giro me nogmaals.
De start in Innichen leek haast uit een boekje te komen. Dat soort vakantiebrochure dat je doet watertanden en je alle zeilen bij doet zetten om zo snel mogelijk te boeken. Het weer was de Giro meer dan goed gezind. Dat was al zo in Sardinië en dat was ook zo in de Dolomieten. Richting Piancavallo begonnen we de amateurklimmers te tellen. Bij 400 zijn we gestopt. En toen moesten we nog altijd meer dan 5 kilometer klimmen. Met de auto. Tussen een bende zotgedraaide supporters die pas ‘s avonds zouden beseffen dat bier, zon en zomerse temperaturen een gevaarlijke combinatie zijn.
Zondag, in de schaduw van de Duomo in Milaan, was het genieten. De Colombiaanse supporters schreeuwden het uit. De eerder zeldzame Noord-Europeanen keken nagelbijtend toe hoe Tom Dumoulin dan toch de Giro nog naar zich toe trok. De speaker liet z’n stem over het plein denderen. Om de spanning er enigszins in te houden. En dat lukte nog ook. De Colombianen stonden te juichen toen Quintana over de streep reed, terwijl we eigenlijk al wisten dat Dumoulin de Giro won.
Nomaden
Zo spannend heb ik het in Parijs nog nooit geweten. Al is het criterium op de Champs Elysées zo’n oertraditie dat het ongetwijfeld z’n eigen charme heeft. Alleen is de Tour groter. In alles. Dus voor mij minder interessant. Te druk. En toch. De Tour moet je ooit gezien hebben als je wielrennen helemaal wil begrijpen. Als je wil weten waarom dat het hoogtepunt van het jaar is. Ook al is de koers op zich vaak niet zo spannend als andere wedstrijden op de kalender.
We hebben geluk. We hoeven niet naar Frankrijk te trekken. Binnen 2 jaar volstaat het met de trein naar Brussel te reizen. En neem die raad alsjeblief aan. Vergeet je auto: je geraakt hem niet kwijt op minder dan 10 kilometer van je uiteindelijke bestemming. De massa zal immens zijn. De veiligheidsnormen waarschijnlijk navenant. België krijgt het grootste wielercircus op aarde over de vloer. In een jubileumeditie, opgedragen aan de Grootste Allertijden.
Ga en voel de sfeer. Ga en ervaar wat een grote ronde eigenlijk inhoudt. En besef dan 2 dagen later, als je weer in je luie zetel ligt, dat niets is wat het lijkt. Dat een grote ronde voor heel veel mensen de zwaarste maand van het jaar is. En nee. Dan heb ik het niet alleen over de renners. Maar over het hele peloton aan nomaden dat 3 weken lang door Frankrijk trekt.
Voor een flits die amper 3 seconden duurt.