Stel, je gaat straks even langs in het gokkantoor. Hoeveel winst denk je te kunnen pakken op volgende tiercé? Op 1 Mathieu van der Poel, op 2 Wout Van Aert en op 3 een andere Belg. Het zal bitter weinig zijn, denk ik. Die uitslag is de logica zelve op basis van wat we dit seizoen in de klassementsconfrontaties hebben gezien. De verhouding zeges klopt ook: 26 tegenover8. Als die lijn wordt doorgetrokken, zal zich dat dus verhouden in telkens 3 overwinningen van Mathieu tegenover 1 voor Wout. Is het verschil echt zo groot?
Het antwoord is neen, maar iedere keer dat de Europese kampioen op kop komt in een cross en versnelt, moet de huidige wereldkampioen passen. Doet dat pijn? Jawel, want omgekeerd is het eigenlijk maar 1 keer gebeurd, in Namen. En laat nu net Namen door velen als referentieparcours genomen worden om te vergelijken met Valkenburg. Veel klimmen, nogal wat interval en niet al te technisch. En modder ook, want tegen zondagnamiddag 3 uur is heel die omloop wellicht kapot gereden door eerst trainende, en later koersende WK-deelnemers.
Charme
We moeten het natuurlijk niet altijd over cijfers hebben, maar zijn het de renners zelf niet die ons vaak voorhouden dat er op een kampioenschap maar 1 plaats telt? Juist ja, de 1e. En daar heeft Wout dus nog altijd een streepje voor op Mathieu. Mario De Clercq en Erwin Vervecken leven in de eeuwigheid voort door hun beider 3-voudige regenboogtrui. Natuurlijk is dat de enige trui die telt, en natuurlijk is het soms zo wreed dat alles op die ene dag in de juiste plooi moet vallen. Want, hoeveel rekening zal er gehouden worden tijdens dat ene uur over hoe het seizoen tot nu is verlopen. Geef toe, weinig hé. Tenzij… Mathieu op kop komt en Wout hem moet laten gaan. Dan zal het commentaren regenen in de zin van: ‘En weer wordt het een saaie cross….’ of ‘Hij is vertrokken….’ of ‘Het zal toch niet waar zijn, zeker?’.
Het heeft ook wel zijn charme natuurlijk. Op de dag dat de kalender gemaakt is, kijken naar de datum van het WK – al is die meestal al vroeger bekend – en dan kunnen zeggen: op zondag 4 februari is het te doen. Want mocht het veldrijden georganiseerd worden als het motorcross of de Formule 1, hoe lang zouden we dan al niet weten dat Van der Poel de 1e van de wereld zou zijn? En zou dat dan niet saai zijn, want waar moet je dan nog naar uitkijken, hé…. Neen, laat het seizoen maar opklimmen naar een climax, en vanzelfsprekend moet die wedstrijd ook nog worden gereden. Ja, er kan pech mee gemoeid zijn, of de ene kan een superdag hebben. Toch lekker, hé, al dat peper en zout en piment in aanloop naar?
Wiel lossen of niet?
Maar, ik denk niet dat het zo zal zijn straks. Deze Mathieu van der Poel is zo dominant, kan zo goed een uur lang vlammen, is technisch een kraan, maakt zo weinig fouten en doet gewoon zijn ding. Eens ie weg is, moet hij zijn tempo enkel nog afstemmen op de 2e. Wat moet het toch aangenaam zijn, zo’n talent: op een fiets springen en sneller rijden dan al die anderen. En ondertussen sijpelt het toch ook al een beetje door. Er is het revanche-gevoel: ‘Niet meer met mij, hé’. De pech die hem vorig jaar bij zijn 4e lekke band in een onwezenlijk verdriet dompelde, de machteloosheid en woede die opborrelde, die stuwen hem nu vooruit. Op 1 na alle crossen gewonnen na het WK op die ‘we-zullen-ze eens-laten-zien-wie-de-beste-is’-adrenaline. Aan Wout om daar tegenin te gaan, want laat ons wel wezen: er is er ook maar ene die Mathieu aankan. Laat hem dat zondag maar eens bewijzen. Het motiveert Van Aert ook wel: 3 keer wereldkampioen worden op een rij, het weze hem zeker gegund, maar dan zal hij dat ene wiel niet mogen lossen.
Carl Berteele.