Sean De Bie heeft er een seizoensbegin om u tegen te zeggen opzitten. De 26-jarige renner uit het Antwerpse Herentals reed een zeer constante Ster van Bessèges, en dat werd beloond met ritwinst op de Muur van Laudun. Een mooie opsteker voor De Bie en zijn nieuwe ploeg Veranda’s Willems-Crelan.
De Bie sprintte zich in Bessèges in 4 van de 5 etappes in de top 10, iets wat hij de voorbije jaren amper nog had gedaan. Wordt 2018 het jaar van de herontdekking van Sean De Bie als sprinter? “Het was inderdaad alweer even geleden. Bij de beloften mengde ik mij nochtans vaak in massasprinten. Ik won ook af en toe, maar dan vaak als er nog een kopgroepje voorop was, dus viel dat niet zo op. Maar ik ben dan in de Ronde van Namen van 2012 eens zwaar gevallen en sindsdien had ik wat schrik. Vorig jaar heb ik in de Tour Down Under de knop omgedraaid en me nog eens aan een sprint gewaagd, maar dan merk je dat je die ervaring om je te positioneren wat mist. Ik stond er aan het einde ook alleen voor.”
“Maar een echte sprinter zal ik nooit worden”, verduidelijkt De Bie. “Ik kan niet op elke aankomst even goed uit de voeten. Een aankomst die stevig oploopt, zoals die in Bessèges waar ik won, is ideaal. Mij moet je niet vooraan verwachten in sprints aan 70 kilometer per uur. Aan die snelheid komen stevige sprinters van 80 kilogram of kleine aerodynamische mannetjes als Caleb Ewan boven water. Als ik op mijn fiets zou zitten zoals hij, dan zou ik geen kracht meer kunnen ontwikkelen. Dus zal je mij eerder vooraan zien als de snelheid lager ligt, of in een sprint met een 50-tal renners. Dan zijn de allersnelste renners er vaak niet meer bij. In elke ronde heb je wel zo’n ritje, binnenkort in de Ruta del Sol zelfs al.”
Nieuwe trainer
De Bie mag dit seizoen duidelijk veel meer voor eigen kansen gaan dan bij Lotto Soudal. Was dat de belangrijkste factor bij de keuze voor een nieuwe ploeg? “Toch wel. Ik wou ook meer thuis zijn bij mijn vrouw en kind. Dus zou ik sowieso gaan voor een Belgische ploeg die redelijk kort bij huis was, als het niet in de WorldTour kon. We zijn redelijk vroeg beginnen onderhandelen met een paar WorldTour-teams. Op 1 ploeg zijn we redelijk lang blijven wachten en dat bleef wat aanslepen. Maar eigenlijk was ik lange tijd vergeten om te kijken naar de mogelijkheden op ProContinentaal niveau. Hoe meer ik erover begon na te denken om deze ploeg te contacteren, hoe meer ik ervan overtuigd was dat dit ideaal voor mij was. De visie van Nick over mij als renner en over de koers sprak mij wel aan en het klikte direct.”
Nochtans kwam de ploeg van Nuyens meermaals negatief in de Belgische media, maar dat heeft De Bie nooit afgeschrikt. “Ik had altijd gedacht dat het 1e jaar het moeilijkste zou zijn voor dit team. Voor Nick was het ook allemaal nieuw en een beetje zoeken, dus ik wist dat het nu veel beter zou zijn. Ik ben er altijd vanuit gegaan dat ze al die kinderziektes er wel uit zouden kunnen halen en gevonden zouden hebben wat er juist mis was. Ik heb dan ook niet te klagen over de professionele begeleiding. Ik word nu getraind door Kristof De Kegel en daar voel ik mij goed bij. Het is niet dat ik overdreven veel heb getraind. Zelfs minder dan andere jaren, maar vooral die specifieke blokken en kortere afstanden.”
Gelijke wapens
De grootste verandering ten opzichte van vorig jaar wordt vooral zijn wedstrijdprogramma. Geen Tour Down Under, Ronde van het Baskenland of Giro meer, wel veel 1-dagskoersen in België. “Maar dat is niet per se iets negatiefs. Ik heb vorig jaar in die WorldTour-koersen toch redelijk veel geleerd. Ik durf zelfs zeggen dat ik in het Baskenland mijn hoogste niveau ooit heb gehaald, maar dat valt niet op natuurlijk, omdat het in het Baskenland is. Ik kijk er weleens naar uit om weer iets anders te proberen. Dat ik geen grote ronde kan rijden vind ik op zich niet erg, ik heb dat nooit echt heel plezant gevonden.”
De Bie richt zich dit voorjaar op de kasseiklassiekers, in het gezelschap van dorpsgenoot Wout van Aert. Wat mogen we verwachten van dat duo? “Uit ervaring weet ik dat het de ene koers goed kan zijn, dan weer heel slecht en dan ben je plots weer top. Heel raar. Ik wil zeker een keer de finale rijden in een klassieker, maar je moet dan hopen dat alles op die dag in de juiste plooi valt. Dat je niet te veel krachten verspeelt in aanloop naar de hellingen, dat je de juiste keuzes maakt. Ik kijk eigenlijk vooral uit naar de Omloop Het Nieuwsblad. Dat is een nieuw parcours voor iedereen. Renners die de voorbije jaren de ervaring hadden van het parcours, zijn nu niet meer bevoordeeld. Iedereen strijdt nu met gelijke wapens.”
Geen Helleklassieker
“Parijs-Roubaix doe ik normaal gezien niet”, verrast De Bie tot slot. “Ik weeg onder de 70 kilogram. Ik vind toch dat je minstens 75 moet wegen om daar prijs te rijden. Je hebt ook wel een beetje techniek nodig op de fiets. Sturen is geen probleem voor mij, maar het fysieke aspect – ik ben een beetje te dik – speelt mij parten in een droge Parijs-Roubaix. Als het zou regenen, zou ik supergraag willen meedoen. 2 jaar geleden was er een kleine natte plek op de kasseien. Ik draaide als 5e van de ploeg op, en kwam er als 1e af. Ik reed daar gewoon over. Als het nat is en Wout zou rijden, dan is hij op 120 procent van zijn mogelijkheden. Dan zouden wij 2’en echt kunnen vliegen.”