Lotte Kopecky moest met een ellebpoogblessure forfait geven voor het WK Ploegkoers dat ze met Jolien D’Hoore in Apeldoorn zou rijden. En dus kreeg de Gentse sprintster met Shari Bossuyt een andere partner toegewezen. Het 17-jarige talent uit Bellegem werd zo prompt voor de leeuwen gegooid. Het duo D’Hoore-Bossuyt finishte uiteindelijk 12e.
Wat was je eerste reactie toen je hoorde dat Lotte Kopecky niet aan de ploegkoers kon deelnemen?
Shari Bossuyt: “Ik was wat verbaasd dat ik mocht rijden op zo’n jonge leeftijd. Maar zo’n kans mocht ik natuurlijk niet laten liggen. Ik wilde die kans gewoon met beide handen grijpen.”
Had je er vooraf zelf ooit rekening mee gehouden dat je wel eens zou moeten invallen?
Shari Bossuyt: “Nee, zeker en vast niet. Koen Beeckman (topsportcoördinator bij Cycling Vlaanderen, red) had wel gezegd dat hij mij als reserve zou zetten, maar ik had nooit verder nagedacht over de mogelijkheid dat ik ooit zou moeten invallen.”
Was je nerveus toen bondscoach Peter Pieters je vroeg om Lotte te vervangen?
Shari Bossuyt: “Nee, dat niet. Alleen aan de start had ik behoorlijk wat zenuwen. Peter heeft me ook nooit verteld waarom hij voor mij had gekozen.”
Welk advies kreeg je van Jolien voor de wedstrijd?
Shari Bossuyt: “Dat ik zo goed mogelijk van voor moest rijden, en dat ik voor de rest gewoon het beste van mezelf moest geven.”
Hoe heb je de koers zelf beleefd?
Shari Bossuyt: “Ik heb wel heel hard afgezien. Vanaf de start eigenlijk al. De laaste 20 ronden werd ik zelfs een beetje onwel van zo diep te gaan. Op het einde zag ik zwart voor de ogen. Achteraf gezien vind ik het een mooie ervaring en kijk ik ook wel met een positief gevoel terug.”
Wat onthoud je ervan voor de toekomst?
Shari Bossuyt: “Dat je nooit mag opgeven. In wat dan ook. Je moet altijd blijven vechten. Maar er is zeker nog werk aan de winkel. Gelukkig heb ik daar nog paar jaar voor.
Denk je dat je op de piste het niveau van Jolien ooit kan halen?
Shari Bossuyt: “Ja, Jolien vertelde me dat ze zelf 5 jaar nodig heeft gehad om op dit niveau te geraken. Dus dan rest er me toch nog wel wat tijd, lijkt me. Maar ik wil ook niet te hard van stapel lopen, we zullen jaar per jaar bekijken hoe ik blijf evolueren.”