In Parijs-Roubaix voor junioren stond ook de Nederlandse nationale selectie aan de start. Opvallende naam was die van Edo Maas, de Rotterdammer mocht voor het eerst het oranje shirt aantrekken. Aan de finish was zijn naam al veel minder onbekend. Maas miste maar net het podium. Van een magistraal debuut gesproken. “Als iedereen zijn jasje moet uitdoen, ben ik op mijn best.”
Zepperen-Zepperen begin maart zorgde niet voor vreugdevolle taferelen ten huize Maas. “Ik ben er in volle sprint hard ten val gekomen”, zegt Maas een dikke maand later. “Het was wel knullig, hoor. Een renner die naast mij reed deed een wegwerpgebaar. Geen idee naar wie of wat, maar daardoor week hij serieus van zijn lijn af. Het leek zelfs op een slingerbeweging. Helaas was ik de renner die op dat moment net naast hem reed. Hij reed recht op me in en ik viel jammer genoeg slecht op mijn knie.”
“Die knie bleef nog wel even pijn doen”, vervolgt Maas. “Niet onlogisch, want er bleek wat oppervlakkige kraakbeenschade. Dat had tijd nodig om te herstellen, alleen was ik daar op dat moment niet van op de hoogte. Er kwamen ook enkele belangrijke koersen aan en dus ging ik zonder flauw vermoeden door met hard trainen. Achteraf gezien een vereerde keuze, want daardoor ben ik behoorlijk lang op de sukkel geweest met dat probleem, terwijl het in principe in 1 à 2 weken tijd opgelost had kunnen zijn.”
Afgezien
En het seizoen was al niet voortvarend begonnen voor de renner van de Belgische juniorenploeg Davo Cycling Team. “Mijn seizoen begon met Kuurne-Brussel-Kuurne, ook al geen vlekkeloze koers, inderdaad. Na de 1e kasseistrook kantelde mijn stuur, waardoor ik van fiets moest wisselen. Helaas reed ik kort na de fietswissel lek, waardoor mijn koers eigenlijk al gedaan was. Dus zeker niet de seizoensstart waarop ik had gehoopt.”
Na Zepperen kon Maas dus met rode stift in zijn programma gaan schrappen. “Ik heb gepast voor alle koersen en ben weer begonnen in de Ster van Zuid-Limburg, een zware 4-daagse waar ik in korte tijd weer wat ritme kon opdoen, zo redeneerde ik. De koers verliep wel moeizaam, ik kwam verre van ideaal voorbereid aan de start, door dat gesukkel met mijn knie. De instelling was echter dat ik gewoon investeerde voor Parijs-Roubaix, het weekend erna. Ik voelde mij de eerste 2 uur van de koers top, kon naar mijn gevoel overal op reageren. Alleen kreeg ik elke keer het laatste uur een patat om mijn oren. Maar doordat ik daar zo heb afgezien, ben ik wel weer snel op niveau voor het laatste gedeelte van het voorjaar.”
Dat Edo Maas net op tijd fit was voor Parijs-Roubaix, bleek. “Het was de 1e keer ook dat ik mee mocht met de nationale ploeg, dus ik was natuurlijk enorm gemotiveerd. Bovendien ben ik een renner die houdt van zware parcoursen. Als iedereen na verloop van de kilometers zijn jasje uit moet doen, dan ben ik op mijn best. Meestal kan ik na zo’n paar uur afzien ook nog rekenen op mijn sprint. En zo werd ik uiteindelijk 4e, net voor de Duitser Pirmin Benz. Ik moest ook maar 52 seconden toegeven op de winnaar.”
Die winnaar was Lewis Askey -> het WielerVerhaal-interview met Askey kan je hier lezen.