De Grand Prix Criquelion eindigde zondag in een massasprint in het Waalse plaatsje Deux-Acren. Lionel Taminiaux won die, voor Lotto-belofte Alfdan Dedecker en Alexander Maes van Tarteletto-Isorex. Maes’ 1e podium van het seizoen, nadat hij vorig seizoen ook al een gelijkaardig resultaat behaalde in de Grote Prijs van de Stad Sint-Niklaas. De 24-jarige neoprof uit Deerlijk heeft een wel zeer opmerkelijk koersverhaal.
Alexander, 3e in Deux-Acren. Zat er meer in, of waren die andere 2 gewoon beter?
Alexander Maes: “We wisten al voor de koers dat de kans op een massasprint reëel zou zijn. In dat geval zou dan ook zonder twijfel mijn kaart getrokken worden. Elke renner zat dan ook van in het begin op dezelfde lijn en wist wat er van hem verwacht werd. We wilden met de ploeg ook heel graag voor die overwinning gaan. Doordat er een grote groep van 10 man ontsnapt was zonder een renner van ons bij, hebben we onmiddellijk de klik gemaakt. We hadden vertrouwen genoeg om de boel te controleren. De ploeg heeft dat dan ook meer dan uitstekend gedaan. In de sprint heb ik mij een beetje laten vangen aan Justin Jules, die van te ver aanging. Daardoor kwam ik van veel te ver op kop. Wat mij uiteindelijk de zege kost, want ze kwamen er maar de laatste 30 meter over. We moeten ook de goeie punten onthouden en dat is dat deze ploeg klaar is om elke koers voor elkaar te werken. Ongeacht wie die dag de kopman ook is.”
Je reed de voorbije 5 seizoenen voor 5 verschillende teams. Hoe leg je dat uit?
Alexander Maes: “Wel, na een mooi seizoen bij Soenens kreeg ik de kans om continentaal te gaan rijden bij An Post. Jammer genoeg is dat jaar voor groot deel in het water gevallen door een operatie aan de knie. Het jaar erop ben ik teruggekeerd naar mijn vertrouwde omgeving bij de nieuwe ploeg van de familie Soenens. Toen ik opnieuw de kans kreeg om op continentaal niveau te gaan rijden, wilde ik die toch weer grijpen. In de hoop op minder tegenslag dan de 1e keer. Zo ben ik bij Cibel geraakt, en nu dus Tarteletto-Isorex.”
Op je 21e mocht je stage lopen bij het procontinentale Wanty-Groupe Gobert. Hoe blik je daar op terug?
Alexander Maes: “Ik kijk toch wel met een goed gevoel terug op die periode omdat zo’n mooi jaar beloond werd met een mooie kans. In die periode heb ik veel bij geleerd over hoe het er aan toegaat bij de profploegen. Niet enkel qua structuur, maar ook over de manier van koersen en de aanpak om uitgerust en gefocust naar de komende koers toe te leven. Geen idee trouwens of ik de kans had om er te blijven, maar ze waren in elk geval wel tevreden over het werk dat ik voor de ploeg had gedaan. Jammer genoeg zijn we nadien nooit tot persoonlijke gesprekken gekomen over een verlengd verblijf.”
Waarom zocht je het daaropvolgende seizoen je heil bij het Ierse An Post? En hoe is die passage verlopen?
Alexander Maes: “Het was een uitgelezen kans om voor een ploeg te rijden met een duidelijke structuur en goeie naam om met jongeren om te gaan. Ik ben ploegleiders Kurt Bogaerts en Nico Eeckhout dankbaar voor deze kans. Het wedstrijdniveau was duidelijk veel hoger, wat ook mijn ontwikkeling bergop enorm stimuleerde. Jammer genoeg kreeg ik te kampen met een knieoperatie, waardoor ik enkele maanden buiten strijd was. Maar ook daar kwam ik sterker uit terug, zodat ik het seizoen toch nog mooi kon afsluiten.”
Hoe kwam je plots als stagiair bij Katusha? Met welke bedoeling gaf de ploeg jou die kans?
Alexander Maes: “Ik kreeg de vraag of ik stagiair wilde worden bij Katusha. Tja, wie zou daar ‘nee’ op zeggen? Op WT-niveau een kans krijgen om je te bewijzen…. Toen ik de 1e keer arriveerde in het hotel van de ploeg merkte ik direct dat dit een heel andere wereld was. Bijna ondenkbaar…. Alles is zo perfect uitgewerkt en geregeld dat je je nergens zorgen over moet maken. Je moet alleen denken aan de koers. Die fiets die perfect in orde staat, een dokter aanwezig voor mocht je ook maar een beetje pijn hebben,…. Ik weet nog dat ik de dag voor ik Parijs-Tours mocht rijden een hele dag ziek in bed lag. Dan word je echt verzorgd om toch maar in orde te geraken voor die koers. Ze hebben toen ook pas de ochtend zelf beslist of het mogelijk was om te rijden of niet. Gelukkig ben ik er toch een beetje door gekomen, zodat ik mocht starten en mijn job voor de ploeg heb kunnen doen tot op 15 km van het einde. Dat was dus 250 km vol koersen, want ze hadden de wedstrijd dat jaar verlengd met 35 km, tot 265 km. De ploegleider en staff waren zeer enthousiast over mijn prestatie daar.”
Kon je je na die periode motiveren voor een seizoen bij Cibel?
Alexander Maes: “Het seizoen begon ik wel met volle goesting en motivatie. Jammer genoeg kon de ploegleiding mij niet het vertrouwen geven dat ik nodig had. Ze selecteerden me ook niet voor de koersen waar ik mij wel op m’n best voelde en ook kon presteren. Lag dat aan miscommunicatie of….? Het kan ook zijn dat ze in mij gewoon een ander type renner zagen. Het echte antwoord moet ik schuldig blijven.”