We lachten. Luidkeels. Op een bankje in de tuin. De Giro-etappe was toch al aan z’n einde gekomen. Het had geen zin om alleen op kot naar een livestream te zitten zoeken. Ik zou het wel herbekijken. Later. Dacht ik. We hadden plezier. Eenvoudig en onschuldig. Een boeiend verhaal over die date van die vriendin. Of over die jongen die we ‘s middags nog in de Alma op Gasthuisberg hadden gespot. Het luie maar lekkere leventje van de student. Alleen, dat gezicht van Sam. Een pijnlijke grimas toen hij naar me toe stapte. Shit.
Hij keek een beetje vreemd. Zag me lachen en besefte dat ik niet wist wat er in de Giro gebeurd was. Smartphones waren toen nog niet aan mij besteed. Als mijn gsm een belletje kon doen en een sms kon versturen zonder mysterieuze autocorrect, was ik meer dan tevreden. Hij zag er bedrukt uit. Losjes probeerde hij te vragen of ik de koers gezien had. Zelfs mijn kleinste teen voelde dat er iets aan de hand was. Dat er iets goed fout was.
Hij keek me aan en zei bloedserieus dat ik best even kon gaan zitten. Sam wist hoe groot mijn hart sprongen maakte voor de fiets en zijn renners. Hij kon toen al aanvoelen dat die boodschap me zou raken. Diep. Onder de indruk van zijn serieuze blik schakelde mijn automatische piloot in. Ik ging zitten. Hoewel ik op dat moment eerder opstandig wilde zijn. Blijven staan. De paniek in mijn lichaam tegenwerken.
Zalige glimlach
Hij vertelde me dat Wouter Weylandt was gevallen. Zwaar was gevallen. Ik weet niet meer precies hoe ik reageerde. Wel weet ik dat ik toen niet weende. Als de emoties té groot worden, gaat mijn lichaam in ‘freeze’. Niets gebeurt. Het is gewoon een beetje voor me uit staren. Proberen wakker worden uit een droom die niet in een ware nachtmerrie mag uitdraaien. Vluchten. Van de realiteit.
Sam zag mijn reactie. Hoewel ik bewegingloos bleef zitten, op dat bankje van het Justus Lipsius in de Minderbroederstraat in Leuven, vroeg hij me met aandrang daar ook gewoon te blijven zitten. Weg van krantenwebsites of Youtube. Hij waarschuwde me voor de beelden. Dit hoefde ik niet te zien. Ik probeerde het door te laten dringen dat Wouter Weylandt er niet meer was. Dat het rugnummer 108 uit koers verdween. Dat die zalige glimlach niet meer dan een herinnering zou blijven.
Indruk
Verdomme. Nu, zoveel jaar, later krijg ik nog steeds kippenvel. Bij het doodeenvoudig neerschrijven van mijn ervaring van die dag. Eerst ver weg van de koers. Plots overmand door emoties. Het ongeloof zit ergens ver weg nog steeds verscholen. Het beeld van zijn lichaam naast dat muurtje heb ik ondertussen wel gezien. Maar vanop afstand. Geen details. Dat hoeft ook niet. Mijn beeld van Wouter is dat van een uitzonderlijk guitig persoon. Met dat heerlijke Gentse accent. Die flair die zo eigen was aan zijn persoon.
Ik heb nooit het geluk gehad een babbeltje met Wouter te mogen doen. Ik kende Wouter niet. Maar zowel de renner als de persoon die Wouter was en wat er exact toen in de afdaling van de Passo del Bocco gebeurde, heeft indruk op me gemaakt. En doet dat nog steeds. 9 mei en met het hoofd bij de Giro is er steeds weer tijd om na te denken. Over het leven en de waarde ervan. Over de koers en haar schone, maar soms duistere kant.