Sommigen dromen ervan om coureur te worden en dat is wat ook Glen Vandevyvere uit Wingene deed. De droom was echter niet weggelegd voor hem en uiteindelijk zou hij via een paar omwegen zijn leven gaan spenderen als mecanicien in het peloton. Een weg met vele kronkels en fantastische anekdotes.
Hoe ben je in het wielermilieu gekomen?
Glen Vandevyvere: “Ik werd geboren in een familie van fietsenmakers. Mijn overgrootvader had ooit een fietsenzaak bij ons in het dorp. Door z’n vroege overlijden moest mijn grootvader de zaak op 14-jarige leeftijd voortzetten en in zijn spoor begon mijn vader ook een eigen fietsenzaak nadat hij na veel blessureleed moest stoppen met lopen op competitieniveau. In de familie kwam atletiek meer aan bod dan wielrennen. Ik deed ook aan atletiek, maar de wielersport was wel altijd een interessepunt. We gingen elk jaar naar de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix en deden er enkele punten aan om de renners aan te moedigen.”
“Ook tijdens onze jaarlijkse zomerreis gebeurde het geregeld dat we de Tour de France bezochten. Ik volgde bijna alle wedstrijden op tv en maakte er een spel van om alle renners die het scherm passeerden te herkennen. Ook maakte ik parcoursjes met houtblokken in de tuin om zo de Tour na te spelen. Op mijn T-shirt en broek kleefde ik papiertape waarop ik de sponsors van wielerploegen opschreef om het allemaal wat echter te maken.”
Heb je zelf ook gekoerst?
Glen Vandevyvere: “Toen ik 12 was kreeg ik voor het eerst een echte koersfiets en wielertrui van Mapei-GB. Een jaar later – het kon niet uitblijven – reed ik m’n eerste seizoen bij de 13-jarige aspiranten – de categorie miniemen bestond nog niet. Ik was niet de grote topper in het peloton, maar ik werd ook niet weggereden. Ik kon af en toe meedoen voor de ereplaatsen, en als nieuweling waagde ik me ook in het veld, wat een vervolg was op mijn veldloopverleden. In die tijd was cross in mijn streek nog echt stoempen in een weide. Ik deed het in het veld niet onaardig en kon 3 keer winnen en enkele ereplaatsen verzamelen. Op het PK werd ik 2e en op het BK 6e na mannen als Kevin Pauwels en Dieter Vanthourenhout.”
“Bij de juniors was ik wel wat sterker, maar ik wist toen al dat ik het nooit ging maken als renner. Ik kon nog 1 zege, en ook mijn enige, boeken op de weg. Bij de beloften was het helemaal over.Na een jaar gesukkel met klierkoorts kwam ik nooit meer boven water, ook omdat ik het sociale leven ontdekt had en ik al liever eens op stap ging dan dat ik op m’n fiets zat. Ik koerste eigenlijk alleen nog om de startlijsten te vullen. Op m’n 22e stopte ik dan van de ene op de andere dag met koersen. Na een criterium in Ingelmunster stak ik m’n fiets in de koffer en zei: voilà, dit was m’n laatste koers. Het was toen juli 2006.”
Hoe ben jij mecanicien geworden?
Glen Vandevyvere: “Ik bleef wel de sport volgen en onverwacht kreeg ik tijdens het najaar van 2007 telefoon van een ploegleider van Soenens-Germond, waar ik had gereden. Hij vroeg of ik het seizoen erop de staff wilde vervoegen als mecanicien. Dat was iets waar ik nooit bij stil had gestaan, want buiten het ‘zien werken aan fietsen had ik zelf eigenlijk nog maar weinig ervaring met sleutelen aan de fiets. Maar begin maart 2008 stond ik toch in Brussel-Zepperen aan de start met een kleine gereedschapskoffer en stond ik in voor de fietsen van de 8 renners van het team. Vooraf had ik thuis al enkele keren als een dwaas geoefend om snel een wiel te wisselen om niet af te gaan tijdens de koers. 4 jaar lang bleef ik met veel plezier in dit team meedraaien. Ik leerde er mensen kennen die nu nog steeds tot mijn vriendenkring behoren en zag hoe jongens als Jens Keukeleire, Baptiste Planckaert, Yves Lampaert en Tim Declercq jaar na jaar groeiden en daarna prof werden.”
“Tijdens die 4 jaar ging ik ook enkele keren mee met een Zweeds continentaal team en de Zweedse nationale ploeg tijdens wat grotere wedstrijden. Zo maakte ik ook kennis met het internationale peloton. Ik leerde in die periode ook mijn huidige vrouw kennen, Charlyn is de dochter van ex-prof Noel Dejonckheere, die toen ik haar leerde kennen ploegleider was van het Amerikaans nationaal beloftenteam. In 2011 werd zij logistiek manager bij BMC. 2011 was ook mijn laatste jaar bij Soenens-Germond, in 2012 had ik een akkoord met Mario De Clercq en Jürgen Mettepenningen om voor hun veldritteam het wegprogramma af te werken als hoofdmecanicien. Er kwam echter plots een kink in de kabel, want Kevin Pauwels, de kopman van het team, wilde zijn vriend als bij de ploeg. Met als gevolg dat ik plots zonder team zat in 2012.”
Toen kwam BMC…
Glen Vandevyvere: “Een paar weken later kreeg ik telefoon van Noel of ik me op mijn werk kon vrijmaken de week erop om met BMC mee te gaan naar de Ronde van Mallorca, ze hadden immers een extra mecanicien nodig. Ik regelde meteen verlof op mijn werk en een paar dagen later zat ik op het vliegtuig richting Palma. Ik kwam er plots in een gigantisch hotel terecht waar 200 profwielrenners rondliepen, en zo zat ik plots in dit circus. Tijdens het avondbuffet keek ik zodanig rond dat ik op me op een avond omdraaide en vol tegen Andy Schleck, de 2e van de Tour het jaar voordien, aanliep en die de inhoud van z’n bord zag verdwijnen op de grond. Tijdens die week waren we daar met 4 mecaniciens, iets wat ik nooit gewend was. Voordien was ik altijd alleen en trok ik mijn plan. Voor mij was dat een beetje herschikken, het was te kalm en te rustig voor mij.”
“Toen ik thuis kwam, zei ik dan ook dat dit goed was voor 1 keer maar dat dit niks voor mij was. Maar enkele weken later was ik opnieuw weg en toen vroegen ze of ik mee wilde naar de Tour, niet als mecanicien maar om het wagenpark te onderhouden en de ijsbaden op te stellen, die toen nog in de mode waren in het peloton. Ik sloeg dat niet af, want het was misschien wel een unieke kans om dat ooit mee te maken. Ik gaf ondertussen mijn ogen de kost om te zien hoe alles in z’n werk ging. Ik had een 30-tal koersdagen dat jaar en eind 2012 kreeg ik plots een e-mail met de wielerkalender voor 2013 en daar stond af en toe m’n naam naast, blijkbaar was ik een vast staflid geworden.”
“Na 3 jaar bij het WorldTourteam kon ik in 2015 bij het BMC Development Team mee. Voor mij maakte dat niet zoveel uit, een fiets is een fiets, en ik kwam in de ploeg onder leiding van Geert Van Bondt. Dat was echt het begin van een mooie periode. Geert vroeg me meermaals of ik niet fulltime bij het team wilde komen werken – ik had nog steeds een fulltime job bij staalfabrikant Bekaert – maar ik vond dat het perfect liep zoals het toen liep. Ik had een fulltime job en spendeerde al mijn verlof aan het wielerteam, ik had het best naar mijn zin. Geert verliet na 1 jaar het team wegens een nieuwe kans en werd vervangen door Klaas Lodewijck. Voor mij zijn Geert en Klaas de 2 ploegleiders waar ik het liefst voor werkte. Zij verzorgden de perfecte mix tussen professionaliteit en plezier. We hebben vaak wat afgelachen in de wagen ‘s avonds toen we nog een ‘dessertje’ namen na het diner.”
“Dat team was echt een plezier om voor te werken, een kleine stafgroep, allemaal Belgen en supercollega’s. Met Stijn Vandenberghe – nu bij Roompot – en Mario Ghyselinck – nog steeds collega bij CCC – was de samenwerking top en verliep alles perfect. We zoeken elkaar nog steeds op om herinneringen op te halen aan die tijd. Na m’n 3e jaar trok de ploeg er de stekker uit omdat ze het budget bij het WT-team wilden voegen. Ik kon terug naar het profteam van BMC, dat in juli 2018 aankondigde dat het team verder in zee ging met CCC.”
Hoe ziet jouw leven eruit als mecanicien bij een profteam als CCC?
Glen Vandevyvere: “Omdat het op mijn werk niet goed ging, en ik me dagelijks verveelde, vroeg ik aan Jean-Marc Vandenberghe of die geen plaats had om mij een vaste stek in het team te geven. Dat kwam in orde, en op 1 januari 2019 begon ik aan de uitdaging om van mijn hobby mijn job te maken. Ik was de laatste mecanicien van de 9. Het was deze winter een uitdaging om met onze nieuwe fietsconstructeur, Giant, het team van 0 terug op te starten en samen met de Belgische collega’s zowat 180 fietsen op te bouwen richting het nieuwe seizoen. Ik ga minder naar wedstrijden dan mijn collega’s, maar daar tegenover ben ik wat verantwoordelijk voor het wagenpark in het team: 20 wagens, 5 minibusjes, 5 bestelwagens, 3 trucks, 2 bussen en een camper. Iets dat ik wel onderschat had voor ik hier aan begon. Maar ik vind het plezant. Het verschil met mijn vorige job is groot. Vroeger keek ik op m’n uurwerk wanneer ik naar huis kon, nu kijk ik op mijn uurwerk om op een deftig uur thuis te geraken.” (lacht)
Bouw je met sommige renners ook een speciale band op?
Glen Vandevyvere: “Ik ben niet iemand die veel contact zoek met renners. Je zal van mij geen foto vinden samen met een renner. Ik ben trots op deze job, maar ik laat de renners met rust. Ik ben er om te zorgen dat hun fiets in orde is en daar stopt mijn functie. Maar met renners die ik ken van voor ze prof werden, heb ik een betere band. Zoals Nathan Van Hooydonck, met hem is er altijd een lossere sfeer dan met andere renners. Elke wedstrijd zitten wij op elkaars kap, en dat is louter omdat hij renner was bij het opleidingsteam toen ik er mecanicien was. Maar dat betekent niet dat ik meer aandacht aan zijn fiets besteed dan aan die van een andere renner. Elke fiets moet in orde zijn. Als iets niet goed loopt door mijn fout slaap ik daar niet van.”
Ik durf toegeven dat ik dit al enkele keren had. De 1e keer was in 2013 in de Baloise Belgium Tour. Het was de 1e keer dat ik bij BMC in de auto zat, Gilbert was dat jaar wereldkampioen en reed op een witte fiets. Hij bracht die mee naar het hotel, want hij had een criterium gereden in Frankrijk. Het stuurlint was normaal wit, maar was vuil en ik verving het. De dag nadien stonden we aan de start, Phil kwam uit de bus en zei: ‘Wat is dat met dat stuurlint, daar rijd ik niet mee! Ik wil mijn oude stuurlint terug, geef me mijn reservefiets!’. Ik heb 10 minuten voor de start nog de wielen van zijn wedstrijdfiets op zijn reservefiets geplaatst, idem dito met kaderplaatje en transponder. De fiets was net op tijd klaar. 5 km ver en Gilbert kwam al naar de auto, zadel wat omhoog, daarna zadel wat omlaag. Zo ging dat even door. Ik was zo nerveus als iets. Jaren later hoorde ik van Klaas Lodewijck dat Gilbert de hele dag met mijn kl*ten speelde om die nieuwe snotneus te testen.”
Heb je nog een ultieme droom als mecanicien?
Glen Vandevyvere: “Nee. Door deze job ben ik wel al op veel plaatsen geweest waar ik anders niet zou komen en mensen ontmoet waar velen van dromen om hen te ontmoeten. Maar uiteindelijk is dit een job als een ander en moet je er zelf plezier aan beleven. Mensen zien altijd het mooie en het leuke aan elke job. Maar ze zien niet dat we soms 1500 km met een vrachtwagen naar een wedstrijd rijden en na de wedstrijd terug. Of dat we buiten in de regen fietsen staan afwassen en we elke dag in een ander bed moeten slapen, dat we partner en/of kinderen thuis moeten achterlaten, leuke feestjes verjaardagen missen, enzovoort. Dat moet je er ook bijnemen. Datt zijn keuzes die je maakt. Ik hoop vooral dat de wielersport nog lang mag bestaan en dat er meer en meer sponsoren de weg terug vinden naar deze mooie sport, zodat wij onze job nog jaren kunnen beoefenen.”