Wie ‘Tour de France’ en ‘Belgen’ in 1 zin noemt, denkt meteen aan 5-voudig laureaat Eddy Merckx en aan de laatste der Belgische Mohikanen, Lucien Van Impe in 1976. Nochtans waren er liefst 10 verschillende Belgen die ooit zegevierend Parijs binnenreden. Vooral voor WO II waren de Belgen vaak succesvol. Het was de tijd dat de renners al vertrokken voor de zon opkwam en pas arriveerden als die zon alweer weg was. Van echte mannen gesproken. Een eerbetoon aan 10 dappere krijgers.
Odiel Defraeye – 1912
Na de Fransen Maurice Garin, Henri Cornet, Louis Trousselier, René Pottier, 2 keer Lucien Petit-Breton, de Luxemburger François Faber en opnieuw de Fransen Octave Lapize en Gustave Garrigou wint in 1912 een Belg de Tour: de 24-jarige Odiel Defraeye uit Rumbeke. De Tour 1912 bestaat uit 5.319 km, verdeeld over 15 ritten. Defraeye zorgt voor een 1e Belgische zege, wat zijn land in vuur en vlam zet. Duizenden mensen zouden nadien zijn triomfantelijke intocht in Brussel meemaken. Defraeye wint de 2e etappe van Dunkerque naar Longwy over een afstand van 388 km. Ook de 7e rit van Nice naar Marseille (334 km) schrijft hij achter zijn naam. 2 dagen later is hij evenzeer de snelste tussen Perpignan en Luchon (289 km). Hij pakt het geel al na zijn 1e ritzege en zou het nooit meer afgeven.
Philippe Thys – 1913, 1914, 1920
Een jaar later zegevieren de Belgen opnieuw, nu in de persoon van de 22-jarige Brusselaar Philippe Thys. Hij wint rit 6 van Bayon naar Luchon (326 km) en pakt meteen het geel. Hij speelt het snel weer kwijt maar door een aantal ereplaatsen wint hij toch de Tour 1913. Een jaar later herhaalt hij dat kunststukje. Hij kan opnieuw maar 1 etappe winnen, op de openingsdag tussen Parijs en Le Havre (388 km), maar dat volstaat andermaal. Zijn carrière wordt compleet geblokkeerd door het uitbreken van Wereldoorlog I. In 1920 wint Thys nog eens de Tour, onder meer dankzij ritwinst in de etappes Le Havre-Cherbourg (364 km), Aix-en-Provence – Nice (356 km), Gex-Strasbourg (354 km) en Strasbourg-Metz (300 km). Uniek aan deze Tour is dat de eerste 7 renners in het algemeen eindklassement Belgen zijn.
Een fragment uit de Tour van 1914
Firmin Lambot – 1919, 1922
De Waal uit Florennes was al 33 toen hij in 1919 de eerste naoorlogse Tour wint. Het is een wat vreemde Tour want drie ex-winnaars komen niet aan de start wegens gesneuveld: Faber als strijder in het vreemdelingenlegioen, Lapize in een luchtgevecht en Petit-Breton bij een auto-ongeval achter het front. Na de 5e rit tussen Les Sables d’Olonne en Bayonne (482 km) komt Lambot de top drie binnen in het algemeen klassement. Hij blijft derde en lang tweede staan tot hij de 14e rit van Metz naar Dunkerque (468 km) wint. Hij gaat de slotetappe naar Parijs in als leider en wint de Tour 1919 na meer dan 231 uur fietsen aan een gemiddelde snelheid van 24,056 km/h. In 1922 wint Lambot de Tour opnieuw. Na het afhaken van de Fransman Alavoine in de Alpen en later Philippe Thys lijkt Hector Heusghem op weg naar de eindzege, maar die krijgt een uur straftijd omdat hij van fiets wisselde. En dus krijgt Lambot zonder ook maar één etappe te winnen de eindzege in de schoot geworpen.
Léon Scieur – 1921
Léon Scieur komt in de Tour van 1921 als vrij onbekende renner aan de start, maar hij valt op door zijn grenzeloos uithoudingsvermogen. Scieur komt net als Lambot uit Florennes. Hij was van de akker geplukt door zijn leermeester om te beginnen fietsen. Na 2 keer een mooie ereplaats wint Scieur de 3e rit van Cherbourg naar Brest (405 km), waardoor hij meteen het geel verovert. Dat zou hij behouden tot Parijs. Onderweg wint hij ook nog de 10e etappe tussen Nice en Grenoble (333 km).
Lucien Buysse – 1926
De Tour van ’26 start voor het eerst buiten Parijs, in badstad Evian. Voor Lucien Buysse wordt het een zware Tour. 2 weken voordien is de vader van 4 kinderen zijn oudste dochtertje verloren. Buysse is echter organisatorisch bijzonder sterk en vindt altijd en overal zijn weg. Hij wint de 1e etappe van Evian naar Mulhouse (373 km) en verdwijnt nooit uit de eerste 3 van het algemeen klassement. Rit 10 is een zware dobber. Door de helse weersomstandigheden raken er tussen Bayonne en Luchon (323 km) maar weinig coureurs over de Pyreneeën. Buysse overleeft wél en wint de etappe. Hij komt in het geel en geeft dat niet meer af. Buysse wint ook de 11e rit van Luchon naar Perpignan (323 km).
Maurice De Waele – 1929
De Fransman Fontan lijkt voorbestemd om de Tour van 1929 te winnen, maar in de 10e etappe van Luchon naar Perpignan (323 km) zakt hij met een vorkbreuk door zijn fiets. Maurice De Waele neemt het geel over en wint de Tour zonder ritzege. Die eindwinst komt nog aan een zijden draadje te hangen, want een uur voor de start van de voorlaatste etappe van Grenoble naar Evian (329 km) valt De Waele om onduidelijke redenen in zwijm. Hij blijft echter vechten en rijdt de Tour winnend uit.
Romain Maes – 1935
De Tour van 1935 bestaat uit 21 ritten, waarvan 6 halve etappes tegen de tijd. Romain Maes wint al op de openingsdag, een rit tussen Parijs en Lille (262 km), en zal le maillot jaune niet meer afgeven. De kleine Belg stelt zo meteen een einde aan de absolute heerschappij van de Franse ploeg. Maes wordt elke dag aangevallen, maar hij slaat elke keer weer terug. Antonin Magne, de voornaamste concurrent van Maes, wordt verondersteld zijn 3e eindwinst binnen te slepen, maar op de Col du Télégraphe moet hij door een tuimelperte definitief afhaken. Romain Maes wint ook etappe 11 van Nice naar Cannes (126 km) en etappe 21 van Caen naar Parijs (221 km).
Sylvère Maes – 1936, 1939
Dit jaar staan er 4.442 km geprogrammeerd, opnieuw verdeeld in 21 ritten. Romain Maes, de winnaar van vorig jaar, krijgt in de Alpen een ferme inzinking en verdwijnt in de achtergrond. Zijn naamgenoot Sylvère wordt de nieuwe vaandeldrager. In rit 8 van Grenoble naar Briançon pakt hij het geel. De ‘Lepe Peer’, zoals zijn bijnaam luidt, bouwt zijn machtspositie nadien uit door 4 ritten te winnen. Onder meer de tijdritten van Nîmes naar Montpellier over 52 km en die van Narbonne naar Perpignan over 63 km zet hij naar zijn hand.
Hij wint 2 dagen later ook de 16e etappe van Luchon naar Pau (194 km) en tot slot nog de tijdrit van Saintes naar La Rochelle (75 km). 3 jaar later vestigt Maes een wedstrijdrecord. Hij wint zo het gevecht met zijn landgenoot Ward Vissers. Op de Col d’Izoard maakt hij het verschil, waardoor ook de Franse favoriet René Vietto op achterstand wordt gezet. Zijn enige dagzege pakt hij tussen Digne en Briançon (219 km). Sylvain Maes wint zo de laatste Tour voor het uitbreken van Wereldoorlog II.
Eddy Merckx – 1969, 1970, 1971, 1972, 1974
De Tourheerschappij van Merckx begint in 1969. Het is het jaar dat er weer merkenploegen rijden. Hij verliest de proloog tegen Rudi Altig, maar zet tussen Mulhouse en de Ballon d’Alsace orde op zaken. Zijn grote uitschieter volgt in de rit van Luchon naar Mourenx, waar hij 140 km alleen op kop rijdt, onder meer over de Aubisque en de Tourmalet. Pas 7 minuten later komen de 1e achtervolgers binnen. Merck wint in zijn 1e Tour 6 ritten.
In 1970 wint Merckx in Limoges wel de proloog en pakt meteen geel. Hij wint de etappes van Valenciennes naar Vorst (7A, 119 km), van Belfort naar Divonne-les-Bains (10, 241 km), de tijdrit in Divonne-les-Bains (8,8 km), van Thonons-les-Bains naar Grenoble (12, 194 km), van Gap naar de Mont Ventoux (14, 170 km), de tijdrit in Bordeaux (20B, 8,2 km) en die van Versailles naar Parijs (23, 54 km).
In 1971 verliest Merckx naar Merlette 10 minuten op Luis Ocaña, maar die valt zwaar op de Col de Menté en moet opgeven. Merckx wint de Tour na 4 etappezeges (Mulhouse-Strasbourg – 144 km, tijdrit in Albi – 16,3 km, Mont-de-Marsan-Bordeaux – 188 km, en de tijdrit Versailles-Parijs (53,8 km). In 1972 moet Luis Ocaña zijn grote rivaal laten gaan in de beklimming van de Galibier. Merckx wint de proloog in Angers (7,2 km) en de tijdrit van Bordeaux naar Circuit du Lac (12,7 km). Ook de ritten van Pau naar Luchon (163,5 km), van Orçieres-Merlette naar Briançon (201 km) en van Briançon naar de Galibier (51 km) zijn voor Merckx. De kers op de taart zet hij in de tijdrit Versailles-Versailles (42 km).
Anno 1974 wint Mercx zijn 5e Tourtriomf en komt zo naast Jacques Anquetil. Hij wint de proloog in Brest (7,1 km), de ritten Mons – Chalons-sur-Marne (221,5 km), Besançon – Aspro Gaillard (241 km), Aspro Gaillard – Aix-les-Bains (131,5 km), Colomiers – Seo de Urgel (225 km), de tijdrit Bordeaux-Circuit du Lac (12,4 km), Vouvray-Orléans (112,5 km) en Orléans-Parijs (146 km).
Lucien Van Impe – 1976
Van Impe pakt bovenop Alpe d’Huez de gele trui maar moet die in de Pyreneeën weer afstaan. Via een groots offensief naar Pla d’Adet komt hij weer in de spits van het klassement. Tourdebutant Freddy Maertens is echter de grote slokop. Hij wint de proloog, nog acht andere etappes én de groene puntentrui. Van Impe wint enkel de 14e rit van Saint-Gaudens naar Saint-Lary-Soulan (139 km), maar dat volstaat ondanks een aandringende Joop Zoetemelk wel voor de eindzege. De Kleine van Mere blijft de laatste Belgische Tourwinnaar en het ziet er niet naar uit dat daar snel verandering in zal komen.