Tijdens het WK in Vlaanderen liepen we deze week Kris Van der Mieren tegen het lijf, de sportdokter uit Houtvenne die bij Belgian Cycling verantwoordelijk is voor de wegrenners en de crossers. Met de medische omkadering van de profs in het achterhoofd lijkt dat een eenvoudige klus, maar dat is het niet altijd. Boeiend dan weer wel.
Kris Van der Mieren begon zelf als jonge knaap van 12 te fietsen, maar hij had al snel door dat een topcarrière niet voor hem was weggelegd. “Ik kon mijn mannetje wel staan bij de jeugd en reed vaak in de kopgroep, maar ik was traag aan de meet en won niet zo heel veel. Ik was realistisch genoeg, want zo eenvoudig is dat allemaal niet. Mijn grote voorbeeld was eigenlijk mijn eigen sportarts, dokter Toon Goossens. Wat hij met mij deed als jonge renner, dat wilde ik later ook gaan doen in mijn leven. En zo ging ik geneeskunde studeren in Leuven. Een keuze tussen profwielrennen en studies heeft zich dus nooit echt opgedrongen.”
Van der Mieren bleef wel koersen als elite zonder contract en bleef hangen in het milieu, zoals hij het zelf mooi omschrijft. “Ik ben zelf een praktijk begonnen en op mijn 26e inderdaad terug beginnen koersen. Maar zonder hoge verwachtingen, puur als mentale uitlaatklep en voor het plezier. Sporten heeft me altijd bijzonder veel energie gegeven, en dat doet het nog altijd. Ik werd links en rechts wel eens gevraagd om een wielerteam te vervoegen, maar dan ben je al snel 150 dagen van huis weg. Ik heb 3 kinderen, dus dat was niet evident.”
Gezondheidssessies
Maar toen de kinderen wat groter werden en de praktijk van Van der Mieren stond als een huis, kreeg de Zuid-Kempenaar een aanbod van Belgian Cycling om er de medische cel te vervoegen. “Ik kwam vrij snel bij de begeleiding van de nationale ploegen en ben nu al een aantal jaren verantwoordelijk voor de nationale teams op de weg en in het veld. Ik ben heel blij dat ik dit mag doen. Op EK’s en WK’s ben ik er volledig voor deze teams, maar de voorbereiding en de reizen op zich vragen eigenlijk minstens evenveel tijd, zeker nu met alle Covid-protocols.”
Als dokter werkt Van der Mieren ook preventief met de Belgische jeugd. “Ik geef bijvoorbeeld gezondheidssessies aan 1e jaars junioren over heel Vlaanderen, een initiatief vanuit Belgian Cycling om die juniors in te lichten over veiligheid, dopingwetgeving, sportvoeding, en zo meer. Eigenlijk alle informatie om op een gezonde en medisch en ethisch verantwoorde manier aan topsport te doen. De combinatie van het ethische en het sportieve wordt bij Belgian Cycling hoog in het vaandel gedragen. Dat vind ik erg belangrijk.”
Inspanning en ontspanning
Wat is nu het belangrijkste voor renners bij de nationale ploeg? “Gezondheid”, stelt Van der Mieren met klem. “Dat klinkt natuurlijk eenvoudiger dan het in de praktijk is. Er spelen een aantal factoren een pertinente rol, maar het komt eigenlijk neer op de balans vinden – en houden – tussen inspanning en ontspanning. Voldoende en juist trainen en rust nemen, slapen en gezonde voeding. We hebben veel renners en rensters, maar we krijgen alles goed gemanaged. En iets wat je graag doet, gaat natuurlijk ook veel makkelijker.” (lacht)
Een belangrijk punt is tevens de samenwerking met de teams. “We proberen goed samen te werken met de merkenteams, want uiteindelijk zijn we – zoals hier op het WK – wel op weg met hun renners. Zeg maar hun kapitaal. Als er geen vertrouwen is, dan hebben we een probleem. Goed overleg met de medische cel van de teams is dus belangrijk, maar we zullen altijd open en eerlijk te communiceren.”
Philipsen
Qua vermoeidheid moeten renners goed opgevolgd worden. “Wanneer is een renner wedstrijdfit en wanneer net niet, dat zorgt soms voor niet evidente situaties. Wanneer laat je iemand starten op een WK en wanneer niet? Dat is doorgaans een grijze zone, nooit een strakke lijn. De objectieve parameters zijn niet altijd even duidelijk, maar van cruciaal belang is dat ik in eer en geweten beslis. Als iemand ziek is, stel ik me de vraag: wat zou ik doen mocht het mijn eigen kind zijn? En dan breng ik uitsluitsel.”
Zo heeft Van der Mieren al een paar moeilijke beslissingen moeten nemen. “Soms is het écht niet evident”, besluit de sportarts. “In 2016 heb ik bijvoorbeeld Jasper Philipsen moeten verbieden om te starten op het WK in Qatar, waar hij bij de junioren tot de topfavorieten behoorde. De dagen voordien had hij immers erg veel last van de warmte gehad. Op het EK van 2017 in het Deense Herning heb ik Yves Lampaert door ziekte niet van start kunnen laten gaan in de tijdrit bij de elite, waar hij eveneens 1 van de grote favorieten was. Soms is het duidelijk, maar soms ook verre van. Het zijn vaak dilemma’s.”