Sneeuwfietsen begint vaak met een weersvoorspelling: een heel weekend sneeuw en temperaturen onder 0 in het oosten. Dan weet je het: fietsen in het midden van een sprookje. Maar sprookjes bevatten vaak ook strijd. En die zouden we aangaan, met een sneeuwstorm en het noodlot in het prachtige Duitse Nationaal Park Eifel.
Tijdens de sneeuwprik van januari fietsten we al eens 4 dagen door de Hoge Venen en Oost-België. Deze keer wilden we iets anders proberen. De Duitse Eifel ligt net over de grens. In mei en augustus mochten we met Nick Schuermans van De Parcoursbouwer de Eifel ervaren in de lente en de zomer, als fietsfotograaf tijdens zijn verkenning voor PlugPlug Eifel. Maar nu zouden de bossen, valleien en velden zeker bedekt zijn onder een wit laagje.
PlugPlug Eifel is zonder sneeuw best al een zware route. En nu was er zelfs een sneeuwstorm voorspeld. Maar dat kon ons niet afschrikken. Integendeel. Hachelijke ondernemingen vatten we aan, juist omdát ze ons afschrikken. Omdat we weten dat de ultieme schoonheid daar verborgen zit, buiten de comfortzone.
Het hoofd vat dan een plan op, en duwt het lichaam in de richting van het punt waar terugkeren onmogelijk wordt. Winterkledij aangetrokken, fiets in de auto geladen, in Mützenich aangekomen, op de fiets gesprongen, de pedalen beginnen ronddraaien en de sneeuw onder de banden voelen knisperen. Dan ben je vertrokken en denk je: ‘Ja, dit was een goed idee!’
Grensrariteiten
Mützenich, een deelgemeente van de Duitse stad Monschau, ligt op 584 meter hoogte en op amper 16 km van Eupen aan de andere kant van de Hoge Venen. Zo dichtbij ligt de poort tot de Eifel. Het dorp is een Duitse exclave: het is volledig omringd door Belgisch grondgebied. Aan de ene kant liggen de Belgische Hoge Venen, aan de andere kant een bijzonder Belgisch stukje van de Vennbahn.
Deze oude spoorweg is vandaag een fietspad. En tussen Mützenich en de rest van Monschau is énkel dat fietspad Belgisch grondgebied. Een rariteit uit de tijd na WOI, toen Duitsland het huidige Oost-België aan België moest afstaan. Mützenich bleef bij Duitsland, maar België wilde de controle over de spoorweg behouden.
Tot vandaag is enkel de spoorweg, dat nu dus een fietspad is, Belgisch grondgebied. Je merkt er natuurlijk niks van, tenzij je op de kaart kijkt. Maar het is een leuke rariteit om over te fietsen.
Maar eerst klommen we naar de top van de Steling, een heuvel in België en Duitsland waarvan de top op 658 meter hoogte net over de Duitse grens ligt. De mist zorgde voor een eendimensionale wereld: we verdwenen in een witte muur, in de uitgestrekte venen en dennenbossen. Hier en daar bewogen schimmen van bomen en de occasionele wandelaar zich naar ons toe. Hoe zou een wereld in zwart-wit eruit zien? Zo, dus.
Drakentanden
Na de Steling ging de route 25 km hoofdzakelijk in dalende lijn. Via de Vennbahn doken we het Tiefenbachtal in, waar we een 2e rariteit vonden, dit keer uit WOII. Een kilometerslange lijn van witte sneeuwpiramiden door de velden: de betonnen tankversperringen of ‘drakentanden’ van de Westwall. Dat was een Duitse verdedigingslinie die Hitler liet bouwen van de Nederlandse grens bij Nijmegen tot de Zwitserse grens bij Basel.
Hier, op dit punt, rijd je met de fiets door deze lijn die ooit de tanks van de geallieerden moest tegenhouden. Ooit een militaire verminking van het landschap, vandaag overgroeid en heroverd door de prachtige natuur van het Tiefenbachtal. Met wat verbeelding is het bijna een mysterieus kunstwerk.
Hoe lager in het dal, hoe minder sneeuw er lag. In het witte laagje verschenen steeds meer groene plekjes tot het hele landschap weer groengrijs was. Maar dan gaf de sneeuwstorm zijn 1e prik. Hij bestrooide heuvelflanken vol dennen met witte vlokken.
Van Moeder Natuur mochten we getuige zijn van de transformatie van het landschap. Van grijsgroen naar spierwit in amper 10 minuten. De neerdwarrelende vlokken gaven de takken witte contouren, bedekten de bladeren op de paden onder sneeuw, maar priemden ook scherp op de huid.
Wit gordijn
De volgende 20 km reden we dwars door het witte gordijn. 10 km gingen in stijgende lijn, waarvan een paar kilometer met stukken tot 20% hellingsgraad. Met volledig door sneeuwvlokken bedekte brillenglazen en ontelbare ijspegeltjes die de huid doorpriemden, vatten we de zware, prachtige beklimming door het bos aan.
Bovenkomen op de kale, uitgestrekte hoogvlakte gaf een ongelooflijk gevoel van opluchting. Plots geen heuvelflanken meer links en rechts: we stonden op het dak.
Hier werden de paden uitdagender. Het waren meer aardewegen dan grindwegen, en onder het witte poeder schuilde modder. Het land was nog vochtig, nog niet diepgevroren. Ook de afdalingen, naar het dal van de Höddelbach over draaiende, kerende en kronkelende aardewegen helemaal om een geïsoleerd stukje bos in de velden heen, waren vaak een hachelijke onderneming van glibberen en glijden.
Op de flanken torende een groep windmolens, reuzen, hoog boven ons uit. We waren Don Quichote die zijn waanzinnige strijd aanging. De fiets was het paard, de benen de lans. En net zoals Don Quichote zich liet begeesteren door het waanbeeld van windmolens als reuzen die hij de baas dacht te kunnen, net zoals hij ten val kwam met zijn lans in de wieken, gleed de fiets onderuit.
We hadden ons laten verleiden tot de snelheid die we op deze zelfde passages haalden in de lente en de zomer. Gelukkig zonder veel erg, en onze alertheid was aangescherpt.
Na de volgende steile beklimming uit het dal, en de afdaling door het bos het volgende dal in, keken we even op ons gps-toestel. We waren in Ettelscheid, hadden nog maar 45 km gefietst en waren al 4 uur onderweg. Dat we in het donker terug in Mützenich zouden aankomen, hadden we al ingecalculeerd. Maar de sneeuwstorm was weer opgestoken en we moesten er bij onszelf wat realiteitszin in hameren: kort de rit in.
Zelfbeheersing
We lieten het hele stuk rond de Oleftalsperre aan ons voorbijgaan. Dat deed pijn. De veldwegen door golvende landschappen, de mooie grindbeklimmingen met uitgestrekte vergezichten en de panorama’s over het stuwmeer, het bospad dat vanaf het stuwmeer steil door het bos de weilanden intrekt: we waren er in de zomer, en ze zouden waarschijnlijk fabuleus mooi zijn onder het witte deken. Maar we waren er geen getuige van.
De grote baan die we namen, was een stevige beklimming. We sloten weer aan op een redelijk moeilijk deel van de route: een volgende zware beklimming, door de velden deze keer, naar Berescheid. Hier kwamen we boven op een volgende hoogvlakte, een golvende leegte tot aan de verste horizonten. Enkel het zwart van de paden sneed het wit doormidden. De afdaling naar het dal dook aan 16% naar beneden, over sneeuw. Een constante evenwichtsoefening.
In de zomer al, na de zondvloed van juli 2021, maakten de diepe erosiegeulen in de grindpaden van de afdalingen riskante ondernemingen. Het water had toen veel dikke keien en stenen meegesleurd. Ook al hadden de efficiënte Duitsers op verschillende plekken nieuw grind gestort in de geërodeerde putten, toch vreesden we dat er nog erosiegeulen en keien onder de sneeuw verborgen lagen. Best vermoeiend.
Er volgde een minder steile afdaling. Dit was dan weer een oefening in zelfbeheersing: weerstaan aan de verleiding tot snelheid. Bovendien ging deze weg door zo’n mooie boskathedraal met reusachtige bomen, riviertjes en rotsen, dat bovenop de verleiding tot snelheid nog eens de verleiding tot het aanschouwen van het natuurschoon kwam. Maar op dat moment mocht onze enige focus de ondergrond onder onze banden zijn.
Beneden draaide het bospad linksaf. Daar begon onze favoriete beklimming van deze Eifelroute: de Schrauffweg: 6 scherpe haarspeldbochten en heel geleidelijk klimmen gedurende 4 km. Maar uitgerekend hier, en net toen we volledig in de mentale zone van het genieten van het afzien kwamen, begon de fiets aan het voorwiel te wankelen. Platte band.
Strijd
Sprookjes bevatten vaak ook strijd. En de echte strijd kon nu beginnen. Natte handschoenen. Onophoudelijke sneeuwval. Gure wind. Koud. Doorweekt. Verkleumd. Wielen vol sneeuw en modder. En dan een band moeten vervangen. Het leek geen goed idee om lang stil te staan.
Bovendien stonden we voor een ander ogenschijnlijk onoplosbaar probleem. We reden deze route van Nick Schuermans met een gravelfiets van… Nick Schuermans. Die fiets heeft schijfremmen, en we hadden geen inbussleutel op zak om de steekas uit het voorwiel te halen. Daar stonden we dan, met nog 25 km te gaan tot aan onze wagen. We zagen geen enkele oplossing.
Dan kan je 2 dingen doen: wanhopen en panikeren. Of daadkrachtig zijn en handelen. Want uit de hachelijke situatie geraken, moet je sowieso. Dus begonnen we gewoon te stappen, zonder de oplossing te kennen. Op zo’n momenten moet je jezelf uit de 1e nood helpen, richting een iets veiligere omgeving.
Uit het bos, naar de hoofdweg, waar zich misschien iets meer opties zouden aandienen. De noodzaak om jezelf simpelweg voort te bewegen, is op dat moment de enige zekerheid. Gewoon je lichaam in beweging zetten, zonder doel.
Jammer genoeg moesten we daarom weer een stuk van de route afknippen. We moesten ons overlevingsinstinct volgen in plaats van de route, die nog op prachtige plekken in de wildernis zou komen (inclusief een fenomenaal, lichtjes dalend roetsjbaan-gedeelte van 14 km). Maar we waren op zoek naar de uitweg, naar 1 of andere verharde hoofdweg.
Op de top van de beklimming die eindeloos had geduurd, zagen we licht. Een teken van menselijke aanwezigheid. En waar mensen zijn, is mogelijk ook hulp. We klopten op de garagepoort van wat leek op een magazijn, in het bos. Het bleken plaatselijke houthakkers te zijn.
– ‘Je fietst hier, nu? Waarom doe je dat?’, vroeg 1 van hen. Hij kon niet begrijpen dat we zoiets deden.
Toegegeven, we moeten bij onszelf ook peilen naar onze beweegredenen om zoiets te doen.
– ‘Omdat het bos op deze momenten een magische plek is’, antwoordden we.
– ‘Magisch? Het is lelijk nu. In de lente en de zomer, dan is het hier prachtig.’
De houthakker zag de sprookjeswereld niet, die nochtans zijn dagelijkse werkomgeving was. Maar een verkleumde fietser in nood heette hij wel welkom in de herberg: we konden een inbussleutel lenen en bij een warme houtkachel rustig de band vervangen.
We hebben het al zo vaak meegemaakt, dat er, in momenten van nood, toch een oplossing uit de lucht komt vallen. Als een deus ex machina. Geheel toevallig is dat natuurlijk nooit. We moeten er vaak nog even voor verder ploeteren, zoeken, denken, handelen,… Om de uitweg te vinden. Maar er is altijd licht aan het einde van de tunnel, zolang je maar blijft geloven dat je er kunt geraken.
Ingesneeuwd
De duisternis was inmiddels ingetreden en de sneeuwstorm was nog heviger geworden. De strijd ging verder, tegen de elementen, tegen onze eigen gedachten over waarom we hier in godsnaam mee begonnen waren. Ons zicht was uiterst beperkt door de sneeuwvlokken op onze brillenglazen, de wegen raakten stilaan volledig ondergesneeuwd met verse sneeuw, de steile afdaling naar Monschau was ronduit gevaarlijk.
Onze banden maakten de allereerste sporen in dat maagdelijke sneeuwdek, tot we op een bepaald moment recht vóór de sneeuwruimer uitreden. De laatste 4 km van Monschau tot Mützenich, een steile beklimming door totaal ingesneeuwde dorpen, leken eindeloos lang te duren. In Mützenich herkenden we de straat niet meer waar we de auto geparkeerd hadden. Zoveel verse sneeuw was er sinds die ochtend bij gevallen.
Waanzin, zouden sommigen zeggen. Op de moeilijkste momenten zouden we hen misschien gelijk geven. Maar het besef dat je ergens totaal geïsoleerd bent op een uniek moment, en dat je het voorrecht hebt om die plek juist op dat moment in al die eenzame schoonheid te mogen aanschouwen, dat maakt al het afzien meer dan de moeite waard.
Als we nooit aan zulke avonturen zouden beginnen, zouden we de ongemakken nooit moeten doorstaan. Maar beproevingen zijn volgens ons de toegangspoort tot de mysterieuze schoonheid van de natuur die buiten de mensen om bestaat.
No pain, no gain. Buiten de comfortzone ligt de echte schoonheid die zin geeft aan het leven.