Zaterdag koers kijken. Zondag zelf stof vreten op de eindeloze, witte grindwegen. En tijdens de week ervoor een paar majestueuze ritten van de Eroica meepikken. Wat ons betreft een onwrikbare jaarlijkse traditie. Verslag van een week Siena en Montalcino, waar gravelbiken kunst is.

Met z’n 6.000 vertrokken we zondag om klokslag 8 uur ‘s ochtends aan de muren van het 16e eeuwse Fortezza Medicea in Siena, hartje Toscane. We zagen heel wat koersfietsen met dunne bandjes, een traditie die komt overwaaien van de Eroica. Dat is het evenement waaruit de Strade Bianche is ontstaan en waar het zelfs verplicht is om met retrokoersfietsen deel te nemen.
Tijdens de vorige editie van de Gran Fondo Strade Bianche stopten we in alle oude dorpjes en namen we de landschappen in ons op. We picknickten tussen de olijfbomen, genoten met volle teugen, en lapten er zelfs nog een extra lus aan. In het donker kwamen we op het Piazza del Campo aan, waar al niets meer te merken was van enige koers.
Maar niet deze keer. We volgen immers al 3 maanden een trainingsschema bij Felix Wyns, kinesitherapeut bij fietsenwinkel Coureur Brussels. De Gran Fondo Strade Bianche was ons 1e tussendoel. We zouden de blik op het landschap loslaten en deelnemen alsof we een wedstrijd zouden rijden.


Andiamo!
We waren er klaar voor. De benen voelden goed. De lucht was helderblauw. Het was ijskoud. De eerste 20 km, op en neer over golvend asfalt, waren een opwarmertje. Veel deelnemers gingen hier al meteen voluit, maar betaalden daar een prijs voor tijdens de 1e beklimming: de 2e grindstrook (Bagnaia, 5.800 meter), met pieken tot 10% hellingsgraad. Toegegeven: het geeft een goed gevoel om anderen 1 voor 1 voorbij te klimmen.
De 1e grindstrook (Vidritta, 2.100 meter) was nog biljartvlak geweest, rechtdoor vlammen door het stof. Maar daarna gingen de hoogtemeters snel crescendo, net zoals de paradijselijke schoonheid van het landschapsschilderij. De slierten renners en het stof van de kurkdroge grindwegen dat ze deden opwaaien, zag je kilometers voor je uit op de met cipressen omzoomde heuvelruggen.
Na de 3e grindstrook (Radi, 4.400 meter) volgde een snelle aaneenschakeling van lange, prachtige grindstroken (La Piana, 6.400 meter; Serravalle, 10.700 meter; San Martino in Grania, 9.500 meter). 25 kilometer bijna non-stop op grind.
Monte Sante Marie
10 km verder volgde de koninginnestrook: Monte Sante Marie (11.500 meter). Vorige edities volgde de Gran Fondo gewoon het parcours voor de vrouwen, en zij rijden niet over de Monte Sante Marie. Maar dit jaar pakte de organisatie uit met een Gran Fondo 2.0. Monte Sante Marie is de voorbije jaren echt dé iconische grindstrook van de Strade Bianche geworden. Hier gebeurt bij de profs immers vaak een beslissende aanval: vorig jaar, in 2021, plaatste Mathieu van der Poel hier een vernietigende aanval. En dit jaar, 2022, reed Tadej Pogacar hier gewoon weg van de tegenstand.
Dat wil je als wielerliefhebber dus ook doen. Wij hadden dat vorige keer al begrepen: toen reden we gewoon Monte Sante Marie erbij, ook al zat de strook toen nog niet in het parcours van de Gran Fondo. Beide grindstroken liggen bezaaid met steile hellingen én afdalingen, waardoor ze 1 lange loodzware inspanning worden. Buiten categorie. Ook de landschappen.
Want hier worden ook de meest iconische Strade Bianche-plaatjes geschoten. Monte Sante Marie loopt, net zoals San Martino in Grania, door de Crete Senesi rond Asciano: het Toscaanse woestijnlandschap. Hier staan de fotografen klaar. Dankzij hun beelden zijn zwoegende renners niet meer weg te denken uit deze landschapsschilderijen.
Bekijk hier een fotospecial

Koers!
Zaterdag, de dag van de koers, reden wij met de auto naar het begin van San Martino in Grania en fietsten we tot op het meest iconische uitzichtpunt. Daar kan je het stof van de koerskaravaan aan de horizon op de heuvelrug zien opstuiven en de renners op een steile helling naast je voorbij zien klimmen.
De kopgroep maakte toen al geen schijn van kans meer. De groep met Alaphilippe, Wellens, Valverde, Asgreen en Pogacar kwam snel aanzetten. Trouwens, wat een beresterke koers reed Tim Wellens!
Terug naar de Gran Fondo. Eenmaal boven op Monte Sante Marie heb je het zwaarste op grind gehad, maar resten je wel nog 40 zware kilometers waarvan 4 km steile grindbeklimmingen: Monteaperti, 8.00 meter; Colle Pinzuto, 2.400 meter; Le Tolfe, 1.100 meter.
Bij Le Tolfe raak je bijna Siena aan. Mentaal is dat best zwaar omdat je denkt dat je de aankomst, Piazza del Campo, nadert. Maar de route draait weer helemaal weg van Siena voor 12 laatste zware kilometers. Duizelingwekkend snel naar beneden vliegen, en weer recht in de trappers naar boven klimmen. En dat zovele keren na elkaar.
De kilometers en hoogtemeters begonnen door te wegen, maar we wisten: hier kunnen we alles eruit persen.


Via Santa Caterina
Onder de Fontebranda-poort van de oude stad begon de laatste kilometer. Het moet 1 van de meest unieke laatste kilometers zijn in de wielersport. Eerst de steile Via Santa Caterina, het smalle straatje waar juichende toeschouwers je tussen de eeuwenoude huizen naar boven schreeuwen terwijl je een hellingshoek van 18% trotseert. We schakelden een versnelling hoger en plaatsten een laatste demarrage.
Hier reed Mathieu van der Poel onmenselijk hoge wattages toen hij wegsprong van Alaphilippe in 2021, hier kon Lotte Kopecky met een ongelooflijke krachtinspanning Annemiek Van Vleuten bijhouden en er iets verder zelf over springen, hier kwam Tadej Pogacar alleen aan in de arena.
Een paar bochten verder draai je het majestueuze Piazza del Campo op en volgt de finish heel snel, vlak voor de Torre del Mangia en het Palazzo Pubblico. Het komt er op aan om als 1e door de bocht het plein op te rijden, wat Kopecky goed begrepen had. Ook wij trokken een laatste sprint. Een half uur voor de toegelaten eindtijd reden we over de streep en ploften we neer in het midden van het plein. Voldaan. Spijt dat het voorbij was.


1.020e
En tevreden over het resultaat van 3 maanden trainen: we reden de Gran Fondo uit met een gemiddelde van 24km/u. Van de 6.000 deelnemers kwamen er 2.049 binnen de tijd aan. Van die finishers behaalden wij de 1.020e plaats.
Maar wat maakt het uit? Het is de adrenaline van de race, de snelheid als je over het witte grind raast, het afzien als je erover naar boven klautert, de landschapsschilderijen waar je naadloos in opgaat, het stof dat je doet opwaaien, de verbondenheid met duizenden anderen die dezelfde passie delen, de Toscaanse totaalervaring.
En als je een beetje geluk hebt, kruis je de dag voor de koers zelfs een ploeg tijdens 1 van hun verkenningsritten. We hadden geluk. Lottotruitjes reden ons gezwind voorbij. We trokken een sprintje.
– ‘We herkennen jullie. Campenaerts, Wellens, Van Moer! Hoe schatten jullie de kansen in?’
– ‘Geen schijn van kans’, antwoordde Wellens.
– ‘Voor jullie?’
– ‘Neen, voor de tegenstand.’
Een dag later hoorden we dat Campenaerts en Van Moer betrokken waren bij de massale valpartij en al snel de koers hadden moeten verlaten. En zagen we een afgepeigerde Wellens de arena van het oude Siena binnenrijden, naar een mooie 8e plaats.

