Zaterdag 12 maart 2022. Een dag voor amper 59 renners aan de start van de laatste etappe van Parijs-Nice zouden verschijnen, stonden 1.200 wielerliefhebbers te popelen om zich aan hetzelfde parcours te wagen. Een relatief korte, maar zware rit met 5 stevige beklimmingen en de beruchte Col d’Eze als finale. De Paris-Nice Challenge biedt je, net als de Gran Fondo Strade Bianche, de kans om je passie te delen met anderen én de koers te gaan zien. Het zijn telkens onvergetelijke ervaringen.
De race naar de zon was een race in de wind. Bewolkt. Strakke oostenwind. De regen had gelukkig een dagje vertraging en besloot pas een dag later op de profs neer te dalen. Ook de echte rukwinden zouden zondag pas doorstoten.
Zoals wij raar opkeken van de dunne bandjes tijdens de Gran Fondo Strade Bianche keken de anderen nu naar onze dikke gravelbanden. Maar we waren tussen Siena en Nice niet eerst naar België teruggekeerd om de koersfiets te halen.
3, 2, 1. C’est parti!
Vertrokken voor 30 km op een drukke autosnelweg door de vallei langs de rivier de Var, met auto’s die aan rotvaart naast je heen razen. De Paris-Nice Challenge volgt immers exact dezelfde route als de laatste etappe van Parijs-Nice bij de profs: Nice-Nice, met een 30 km lange vlakke aanloop naar de beklimmingen.
Weinig deelnemers zullen beseft hebben dat ze hier op de vroegere grens tussen Frankrijk en het Koninkrijk Sardinië reden. Tot 1860 was Nice immers Nizza, maar toen werd het aangehecht aan Frankrijk. Dat geheel terzijde.
We reden in een pelotonnetje van een 20-tal renners.
- ‘Voor de profs is deze snelweg morgen afgesloten, voor ons niet, natuurlijk’, zei een Fransman uit Parijs.
- ‘Dat is het nadeel van exact dezelfde route als de profs te volgen’, antwoordde iemand anders.
Vooraan hielden ze meteen een strak tempo aan, het hele stuk minstens 30 km/u. Maar deze hardrijders zouden niet overleven, dat werd op de 1e klim meteen duidelijk. In Saint-Martin-du-Var draaiden we rechtsop, de Maritieme Alpen in.
Evenepoel
In de 1e haarspeldbocht van de Côte de Levens (6,2 km, gemiddeld 5,6%, maximum 9%) scheidde zich meteen een groepje af met 2 renners in volledige Quick Step-outfit. De vinnigste van hen zouden we ‘Evenepoel’ noemen. We besloten mee te springen.
Ze reden aan een goed tempo naar boven. We konden goed aanhaken, tot we in 1 van de laatste haarspeldbochten achterom keken. Een fataal uitzicht: Roquette-sur-Var, pittoresk dorpje op een kegelvormige heuvel. Fataal, omdat we er niet aan konden weerstaan een foto te maken.
‘Neen, vanaf nu gaan we racen. De organisatie heeft fotografen langs de kant van de weg’, legden we onszelf op.
Maar Evenepoel was gaan vliegen.
Een echte afdaling volgde niet meteen. We bleven even op een plateau, met een kort knikje naar beneden en dan meteen de volgende klim: Côte de Châteauneuf (5,3 km, gemiddeld 4,3%, maximum 9,4%). We vonden geen pelotonnetje om aan te haken. De meeste renners klommen we voorbij. Telkens er eentje ons voorbij klom, trokken we een sprintje om aan te haken. Maar meestal moesten we na een paar 100 meter temporiseren en loslaten. Alleen dan maar.
Boven op 633 meter, bij de 1e bevoorrading, blies een kille wind. We besloten snel aan de afdaling te beginnen. Een 1e echte afdaling, fenomenaal naar Niceaanse normen: in Formule 1-stijl in de 15 haarspeldbochten hangen, na elke bocht optrekken tot volle snelheid, en opnieuw afremmen en hangen.
Afdalen tot zeeniveau
De volgende beklimming, Côte de Berre-les-Alpes, leidde ons terug tot boven 600 meter, na 6,3 km klimmen aan gemiddeld 6%. Met stukken tot 14%. Boven waren we half koers.
In de afdaling raasden we door het mooie dorpje L’Escarène. Achter het dorpje lag een gigantische, diepe kloof tussen 2 imposante bergen. Daardoorheen slingerde een afdaling, 6 km zo goed als rechtdoor vlammen tussen de rotswanden. Je hoort het al: aan minstens 45 km/u heerlijk hard bijtrappen en een goede cadans vinden aan hoge snelheid. Wat een racegevoel!
Col de Saint Panacre (8 km, gemiddeld 6%, maximum 12%) klimt tussen de olijfbomen omhoog. Plots zagen we in de verte de Quick Step-outfit: Evenepoel! We haalden hem in en lieten hem meteen ter plaatse. Na 14 haarspeldbochten kwam de weg boven in het pittoreske dorpje Peille. Na een korte tunnel door de rotsen keken we nog eens achterom. Het uitzicht op het dorp, in 6 lagen van huizen gebouwd op de bergflank naast een uitstekende rots, deed ons nog eens stoppen voor een foto.
De 2e bevoorrading sloegen we over. We hadden te veel zin in de afdaling, want hier begon een speeltuin: 22 km dalen van 686 meter hoogte tot zeeniveau in Nice. Hoofdzakelijk rechtdoor.
Voor de afdalingen van het bergachtige achterland van de Côte d’Azur beneden tot in Nice zouden we een woord moeten uitvinden dat de betekenissen van sensationeel, fenomenaal en spectaculair verenigt. Gewoon ongelooflijk kicken. Aan meer dan 60 km/u naar beneden vliegen, als een motor in de bochten hangen. We reden even snel als de auto’s, tot in Nice.
Verborgen parel van 20%
Het hoogteprofiel vertoont na zeeniveau nog een steile kegel helemaal terug naar 530 meter hoogte: de beruchte Col d’Eze. Die klimt 7,5 km lang vanuit Nice tussen de huizen omhoog. De Tour de France deed hem al verschillende keren aan, maar deze keer zouden de renners een andere weg volgen: Chemin du Vinaigrier, een verborgen parel. Smal straatje steil omhoog, met een stuk aan 20% dat de naam ‘muur’ zeker waard is.
Bovendien blies de felle oostenwind recht in het gezicht, wat er gevoelsmatig nog een paar procenten bij deed. Op het kleinste verzet, recht in de trappers. Velen stonden hier te voet. Wij hadden nog genoeg energie om ook achterom te kijken, want terwijl je het achterland van Nice inklimt, verschijnt achter je een ongelooflijk uitzicht over de stad en de Middellandse Zee.
We beseften: dat belooft morgen vuurwerk op deze plaats bij de profs. En inderdaad, hier zou Simon Yates zijn demarrage plaatsen. Op de koersdag, zondag, stonden we op het steilste stuk te wachten. Yates kwam alleen door de bocht. 20 seconden achter hem worstelde Roglic met zichzelf. Van Aert kon opnieuw aanklampen.
38,4 vs 23,5
Terug naar zaterdag. Eze is weer zo 1 van die dramatisch gelegen dorpjes, op een rots met zicht op de grote blauwe leegte. Maar nu geen tijd daarvoor. Want daar begon opnieuw dezelfde afdaling richting Nice. Opnieuw vlammen aan 60 km/u.
In het drukke Nice waren de wegen niet afgesloten. Het voelde vreemd aan om na een race op deze manier in de finale aan te komen, te laveren tussen de auto’s en te stoppen voor rode lichten. Na 125 km adrenaline wil je de rush naar de eindmeet nu eenmaal aan volle kracht doen. Best frustrerend, dus.
Maar na 5 uur en 23 minuten reden we op Place Masséna over de streep, met een gemiddelde van 23,5 km/u. Ter vergelijking: Van Aert reed een dag later gemiddeld 38,4 km/u. We zullen het maar op onze dikke gravelbanden steken, zeker?
Download GPX Parijs-Nice Challenge 2022.