De Oud-Turnhoutse Suzanne Verhoeven (26) neemt veel hooi op haar vork. De veldrijdster van De Ceuster Bonache Cycling Team won dit seizoen al veldritten in Estland en Zweden, is bijna wekelijks te zien in de Vlaamse velden en begeleidt ook nog eens een aantal jonge talenten. De dochter van voormalig wielrenner Nico Verhoeven valt op door haar drive en inzichten. Hoog tijd voor WielerVerhaal om eens uitgebreid met haar op gesprek te gaan.
WielerVerhaal: Je bent het aan het begin van deze winter ver van huis gaan zoeken. Ging je enkel voor de UCI-punten naar Estland en Zweden, of koos je bewust voor het avontuur en de winstkansen?
Verhoeven: “Net zoals de voorbije jaren heb ik in die periode niet voor een trip naar Amerika gekozen. Op dat moment zijn er in België niet veel wedstrijden, dus opteerde ik net als mijn ploegmaats Laura Verdonschot en Julie Brouwers voor een ander traject. Spanje was een mogelijkheid, maar Zweden was ook een optie. Ik ken de organisatie en weet uit ervaring dat het daar altijd leuk is om te rijden. In Estland organiseerden ze dit jaar een nieuwe cross en die konden we perfect combineren, dankzij de nachtboot die vaart tussen Stockholm en Tallinn. Dat was een hele afstand, maar we konden slapen op de boot en waren de volgende dag al ter plekke. Qua reizen was dat super fijn en vond iedereen het aangenaam om die 1.000 km niet met de mobilhome te moeten doen.
Ook het avontuur speelt natuurlijk mee. Mijn ouders hebben me vergezeld en voor hen werd het een heuse mini-vakantie (lacht). Ik heb niet zo veel van de omgeving gezien, omdat ik mij zoals steeds heb gefocust op de wedstrijd. Winst leverde heel wat UCI-punten op, dus dat was ook nog eens mooi meegenomen, ook al waren het er minder dan vorig jaar. Die punten blijven belangrijk voor onder meer deelnames aan de Wereldbekerwedstrijden. Vandaag sta ik 39e op de UCI-ranking, ik zou graag nog wat opschuiven.”
En winnen is altijd leuk. Nochtans was jouw voorbereiding niet ideaal?
“Dat klopt, want ik had wat gezondheidsproblemen in aanloop naar dit seizoen. Daardoor begon ik met achterstand en zo waren Zweden en Estland ideaal om op zoek te gaan naar een hoger niveau. Dat kon zonder de extra druk die de tv-crossen in België altijd met zich mee brengen. Op de deelnemerslijst stonden misschien niet de bekendste namen, toch mag je het niveau daar niet onderschatten. Er zijn altijd buitenlandse rensters die daar stevig uitpakken. Het was telkens met enkele seconden verschil dat ik won, dus ik kreeg het er niet cadeau. Geloof me: ik ben er diep moeten gaan.”
Ondertussen zit je vast in de Wereldbekerselectie bij de vrouwen. Het lijkt erop dat je op dit klassement focust?
“Omdat ik in de top 50 van de ranking sta, heb ik automatisch startrecht. Daar heb ik de voorbije jaren keihard voor moeten werken met mijn trainer en entourage. Nu moet ik dus niet elke week meer vechten voor een selectie, wat een fijn gevoel is en voor gemoedsrust zorgt. Daar komt bij dat ik elke week maar 1 wedstrijd rijd en dan is de keuze voor de Wereldbeker snel gemaakt. In de drukke kerstperiode zal ik wel wat meer crossen op de agenda plaatsen.”
Je kiest er wel het juiste klassement uit. Ook de toptalenten uit het gezegende jaar 2002 leggen zich toe op de Wereldbeker, waardoor elke manche een mini-WK is geworden. Merk je dat in de koers ook?
“Absoluut, want ik eindig er meestal tussen de 20e en de 30e plek, terwijl je in wedstrijden met een minder deelnemersveld automatisch 10 plekken hoger eindigt. Anderzijds is het wel fijn om je te kunnen meten met de beste rensters in het veld. Door de komst van die toptalenten sneeuwen mijn prestaties een beetje onder. Ik zet nog steeds stappen voorwaarts, alleen stijgt het niveau van het vrouwenveldrijden ook enorm.”
Waaraan merk je dat?
“Als 2e jaars junior reed ik mijn 1e cross ooit in Middelkerke, waar ik 15e werd en mijn eerste UCI-punten vergaarde. We stonden er toen met 25 aan de start. Dit seizoen word ik in zo’n wedstrijd nog steeds 15e, maar staan we wel met 60 aan het vertrek. Het verschil tussen mij en de winnares is nog steeds hetzelfde, terwijl ik overal hoor dat ik veel beter ben dan toen. De nieuwe lichting is natuurlijk van uitzonderlijke klasse. Ze slaan de beloftencategorie bijna over en scoren meteen bij de profs. Dat is natuurlijk heel mooi, alleen valt de progressie van andere rensters zo minder op.”
En misschien komt er nog wel meer talent bij op termijn, want je begeleidt zelf jonge veldrijdsters bij Team Kempen. Wat houdt die functie in?
“Ik ben in juni afgestudeerd aan Thomas More Turnhout in de opleiding ‘Sport en Bewegen’. Door mijn stage kwam ik in contact met Team Kempen, een wielervereniging voor de jeugd van Turnhout die zich focust op de leeftijdsgroepen vanaf de miniemen (8 jaar) tot de junioren (18 jaar). Als belofte gaan ze dan op zoek naar een nieuwe ploeg. Na mijn stage bleef ik er hangen en werd ik er coach. We probeerden een meisjesteam op te richten, maar dat is nog niet gelukt omdat er te weinig interesse was. Nu zitten we met een 5-tal meisjes die wel aangesloten zijn bij de club. Ik geef ze training, al is dat niet altijd even gemakkelijk met mijn eigen carrière.”
“Daarnaast werk ik er ook achter de schermen. Als er iemand uitvalt door ziekte, spring ik in als vervangster. Ik maak ook het globale trainingsplan op voor het team en begeleid enkele renners individueel. Momenteel gaat het om 3 jongens en 1 meisje. Dat gaat van wedstrijdinfo tot tips over gezonde voeding en specifieke kracht- en fietsgegevens.”
Heb je het gevoel dat we bij de jonge veldrijdsters over talent beschikken?
“Het is in elk geval fijn om te zien hoe gretig ze hun crosstrainingen afwerken en hoe gemotiveerd ze altijd zijn. We lopen nog altijd achter op Nederland, waar ze vanaf de jeugd al professioneel omkaderd worden. Er is wel talent, maar we moeten ook nog een manier vinden om deze rensters te laten rijpen en hen alle kansen geven om zich te ontwikkelen.”
Door jouw activiteiten als coach heb je nu al uitzicht op een leven na jouw actieve carrière.
“Stiekem denk ik al wel eens na over mijn toekomst. Ik heb al veel ideeën, al ligt de focust nu nog op de cross. Zolang ik mij amuseer, ga ik verder. Dat coachen is wel iets waar ik ook absoluut mee verder wil en ik ga na het seizoen wat reclame maken voor mezelf als trainster (lacht). Binnenkort wil ik zelfs een talentendag organiseren waarop jonge rensters kennis kunnen maken met mij en omgekeerd. Misschien kan ik binnen de structuur van De Ceuster Bonache wel iets uitwerken rond deze kweekvijver.”
Je bent nu 26. Denk je dat je als renster nog veel progressiemogelijkheden hebt?
“Laat ons zeggen dat ik inmiddels wel weet dat ik nooit de absolute top zal bereiken, zo ver reikt mijn marge niet. Daar kan ik ook perfect mee leven, al wil ik wel zo ver mogelijk geraken. Als ik nog stappen voorwaarts blijf zetten en een goede subtopper kan zijn, dan blijf ik ook gemotiveerd. Zo werd ik 19e op het WK in Oostende, een resultaat waar ik me aan kan optrekken. Ook een overwinning op tijd en stond, geeft altijd een geweldig gevoel. Al denk ik niet dat ik tot mijn 40e zal blijven rijden. Ik kan helaas ook niet alleen leven van de sport, dus moet ik daarbuiten ook bezigheden blijven zoeken.”
Een glansprestatie op het BK kan misschien helpen om jezelf en de ploeg wat extra op de kaart te zetten.
“Het BK is altijd al 1 van mijn grote doelen geweest. Met een goede conditie moet een plek in de top 5 haalbaar zijn. We starten in elk geval met een sterk blok, wat toch een voordeel is. Het is hopen op een goed resultaat!”